ECLI:NL:GHDHA:2015:563

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
BK-13-01438
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de rechtmatigheid van leges opgelegd voor omgevingsvergunning door de gemeente Den Haag

In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, een vereniging van eigenaren, en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de legesnota die aan belanghebbende is opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning. De legesnota, gedateerd 26 maart 2012, bedraagt € 348,80 en is opgelegd na de indiening van een aanvraag voor het vervangen van portiekkozijnen. Belanghebbende betwist de rechtmatigheid van deze legesnota en stelt dat er onterecht leges zijn geheven, dat er sprake is van ongelijke behandeling in vergelijking met andere aanvragen, en dat de gemeente niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Het Hof oordeelt dat de legesnota conform de bepalingen van de Legesverordening en de bijbehorende Tarieventabel is opgelegd. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat de leges terecht zijn geheven, omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in behandeling is genomen en er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om een aangepast voorstel in te dienen. Het Hof wijst ook de argumenten van belanghebbende over het gelijkheidsbeginsel en de tijdigheid van de uitspraak op bezwaar af, en concludeert dat het hoger beroep in al zijn onderdelen faalt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er worden geen proceskosten aan de gemeente opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-13/01438

Uitspraak van 10 maart 2015

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag,de Heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 september 2013, nummer SGR 13/2783, betreffende de hierna vermelde legesnota.

Nota, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Aan belanghebbende is voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning met dagtekening 26 maart 2012 een legesnota uitgereikt.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar belanghebbendes bezwaar tegen de nota afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 118. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 27 januari 2015 te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
3. Verordening
3.1.
In het blad “De Posthoorn” van 14 december 2011 is door burgemeesters en wethouders van de gemeente Den Haag bekend gemaakt dat de raad van de gemeente Den Haag op 1 december 2011 de Verordening op de heffing en invordering van leges (Legesverordening 2008) heeft gewijzigd, en dat de gewijzigde Verordening op 1 januari 2012 inwerking treedt.
3.2.
Voor zover van belang luiden de bepalingen van de Legesverordening aldus:
“Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “leges“ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. (…);
een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of handelingen zijn verricht.
(…)
Artikel 7 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld (…)
1. De leges zijn verschuldigd bij het aanvragen van een in deze verordening omschreven dienst (…)
(…)
Artikel 8 Teruggaaf
Gehele of gedeeltelijke teruggaaf van leges voor een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.
(…)”
3.3.
De Tarieventabel behorende bij de Legesverordening luidt – voor zover van belang – als volgt:
“Hoofdstuk 5 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning
Afdeling 2 Omgevingsvergunning
5.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning (…)”
5.2.1
Bouwactiviteiten
(…)
Afdeling 3 Teruggaaf
(…)
5.3.3
Teruggaaf als gevolg van het weigeren dan wel ongebruikt laten van een omgevingsvergunning voor bouw - of sloopactiviteiten
5.3.3.1 Na weigering of het ongebruikt laten van een omgevingsvergunning voor een project, dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw· of sloopactiviteiten als bedoeld In de onderdelen 5.2.1, 5.2.3.3 en 5.2.6, bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges.
5.3.3.2 De teruggaaf bedraagt: 50% van de op grond van onderdelen 5.2.1, 5.2.3.3 en 5.2.6 verschuldigde leges, met dien verstande dat ten minste het minimumbedrag verschuldigd blijft.
(…)”

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep het volgende vast:
4.1.1. Op 22 juni 2011 heeft de gemeente [Z] (de Gemeente) een door de heer [Y], namens de vereniging van eigenaren (VvE) Gebouw [A] (oneven) en [B] te [Z] ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen. De gemeente heeft daaraan het aanvraagnummer [… 1] toegekend. De verzochte vergunning betrof het wijzigen van negentien portiekkozijnen van de woongebouwen.
4.1.2. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is een legesnota naar een bedrag van € 482,85 opgelegd.
4.1.3. Het betreffende verzoek is voorgelegd aan de welstandscommissie. De commissie heeft de aanvraag negatief beoordeeld op de grond dat het uitvoeren van de voorgestelde werkzaamheden zou leiden tot een te grote wijziging van een zorgvuldig vormgegeven gevelbeeld. Daarop heeft de Gemeente de VvE in de gelegenheid gesteld een aangepast voorstel in te dienen, om zo een mogelijke weigering van de vergunningsaanvraag te voorkomen. Van deze gelegenheid heeft de VvE geen gebruik gemaakt, waarna de omgevingsvergunning bij besluit van 16 september 2011 is geweigerd.
4.1.4. In geval van weigering van een vergunning bestaat op grond van artikel 8 van de Verordening aanspraak op een gedeeltelijke teruggaaf van geheven leges. Gelet op voormelde bepaling is de nota leges nader vastgesteld op € 241,42. Het verminderingsbedrag bedraagt € 241,43.
4.2.1. Op 20 januari 2012 heeft de Gemeente een door belanghebbende ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vervangen van negentien kozijnen van de portieken van de woningen [A](oneven) en de [B] te Den Haag ontvangen. De gemeente heeft daaraan het aanvraagnummer [… 2] toegekend.
4.2.2. Bij besluit van 9 februari 2012 is de omgevingsvergunning verleend.
4.2.3. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is met dagtekening 26 maart 2012 een legesnota naar een bedrag van € 348,80 opgelegd.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
Tussen partijen is in geschil of de legesnota van 26 maart 2012 terecht aan belanghebbende is opgelegd.
5.2.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat:
( a) ten onrechte van belanghebbende leges zijn geheven;
( b) het afwijzingsbesluit van 16 september 2011 in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen, omdat bij het vernieuwen van de ramen van een andere VvE (VvE [C] en de kleine [D] te [Z]) ventilatieroosters geen probleem waren;
( c) het onjuist is om twee maal legeskosten te berekenen voor eenzelfde aanvraag;
( d) de Gemeente niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan;
( e) indien de onder (b) tot en met (d) aangevoerde gronden door het Hof verworpen worden, een beroep op de redelijkheid en billijkheid met zich brengt dat het hoger beroep gegrond is.
5.3.
De Heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat het hoger beroep ongegrond is.

Conclusies van partijen

6.1.
Het hoger beroep van belanghebbende strekt – naar het Hof begrijpt tot vernietiging van de legesnota.
6.2.
De Heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft in haar uitspraak, voor zover in hoger beroep van belang, het volgende overwogen:
"4. Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van leges (de Verordening) en hoofdstuk 5, afdeling 2, van de Tarieventabel behorende bij de Verordening is leges verschuldigd voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
5. Niet in geschil is dat er twee aanvragen zijn ingediend en dat beide aanvragen in behandeling zijn genomen. Ook niet in geschil is dat geen gebruik is gemaakt, wat de reden daarvan ook zij, van de door de [de Heffingsambtenaar] geboden mogelijkheid voor het indienen van een aangepast voorstel naar aanleiding van de onder 1 [zie hiervoor onder 4.1.1; hof] genoemde aanvraag. Hierdoor had de onder 2 [zie hiervoor onder 4.2.1; hof] genoemde aanvraag kunnen worden voorkomen. Het belastbare feit heeft zich nu twee keer voorgedaan en daardoor is twee keer leges verschuldigd geworden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de legesnota van 26 maart 2012 terecht aan belanghebbende is opgelegd.
6. [ Belanghebbendes] stelling dat [de Heffingsambtenaar] niet binnen de daarvoor gestelde termijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan treft geen doel. De wet als zodanig kent geen sanctie bij overschrijding door de [Heffingsambtenaar] van de wettelijke uitspraaktermijn. Wel biedt de wet aan [belanghebbende] in een dergelijk geval de mogelijkheid om na ingebrekestelling een dwangsom te vorderen. Nu [belanghebbende] [de Heffingsambtenaar] pas in zijn beroepschrift in gebreke heeft gesteld en [de Heffingsambtenaar] op dat moment reeds uitspraak op bezwaar had gedaan, is hij niet langer in gebreke. Een achteraf ingediende ingebrekestelling kan belanghebbende dan ook niet baten.
7. (…)
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard."

Beoordeling van het hoger beroep

8.1.
Bij de beoordeling van het onderhavige hoger beroep dient te worden vooropgesteld dat alleen ter beoordeling voorligt de vraag of de Heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende, als aanvrager van de vergunning, bij nota van 26 maart 2012, leges in rekening heeft gebracht. Het bedrag van de nota is door belanghebbende niet bestreden.
8.2.
De in geschil zijnde nota is conform de bepalingen van de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel opgelegd. De door belanghebbende op 20 januari 2012 ingediende aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning is door de Gemeente in behandeling genomen. Met de Rechtbank is het Hof dan ook van oordeel dat de legesnota terecht aan belanghebbende is opgelegd.
8.3.
Belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel kan door de belastingrechter niet worden beoordeeld. Dienaangaande had tegen het besluit van 16 september 2011 inhoudende de weigering van de aangevraagde omgevingsvergunning bezwaar bij de Gemeente en eventueel beroep bij de bestuursrechter kunnen worden ingesteld. Dat, zoals belanghebbende stelt, zulks niet mogelijk was wegens de onmogelijkheid om tijdig een vergadering van de VvE bijeen te roepen, ligt in de risicosfeer van de VvE.
8.4.
Belanghebbende stelt voorts dat de Heffingsambtenaar niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De Rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de wet als zodanig geen sanctie kent bij overschrijding van de wettelijke uitspraaktermijn, en dat de wet in een dergelijk geval wel de mogelijkheid biedt om na ingebrekestelling een dwangsom te vorderen. Met de Rechtbank is het Hof voorts van oordeel dat aangezien belanghebbende de Heffingsambtenaar pas in zijn beroepschrift in gebreke heeft gesteld en de Heffingsambtenaar op dat moment reeds uitspraak op bezwaar had gedaan, hij niet langer in gebreke is, zodat voor toekenning van een dwangsom geen aanleiding is.
8.5.
De grieven van belanghebbende richten zich ten slotte tegen de in de Legesverordening neergelegde regelgeving als zodanig, die meebrengt dat in gevallen als het onderhavige voor een tweede maal leges worden geheven. Belanghebbende acht zulks kennelijk in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Over zodanige klachten mag het Hof echter niet oordelen, aangezien de rechter niet bevoegd is de innerlijke waarde en billijkheid van regelgeving als de onderhavige te beoordelen. Zulks volgt uit artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk. De bezwaren van belanghebbende tegen de vormgeving van de regeling in de Verordening behoren gericht te worden aan het adres van de gemeentelijke wetgever.
8.6.
Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep van belanghebbende in al zijn onderdelen faalt.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, W.M.G. Visser en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier N. El Allaoui. De beslissing is op 10 maart 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20.303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.