ECLI:NL:GHDHA:2015:575

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
22-002547-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van mishandeling en vernieling, gepleegd op 7 juli 2012 te Alphen aan den Rijn. De mishandeling resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer, dat een gebroken pols opliep. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met als alternatief 60 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk de voorruit van een taxi heeft vernield en een persoon heeft mishandeld. De bewezenverklaring is gebaseerd op getuigenverklaringen en het signalement van de verdachte, dat overeenkwam met de beschrijvingen van getuigen. De verdachte heeft zich verzet tegen de beschuldigingen en heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten.

De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn behandeling bij De Waag. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van materiële en immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002547-14
Parketnummer: 09-036584-13
Datum uitspraak: 18 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2012 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]),(met kracht) tussen auto en portier geklemd heeft en een harde duw gegeven, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken pols), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2012 te Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk de voorruit van een taxi en/of de rechterspiegel van de taxi, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt.
Beslissingen op de verzoeken tot het horen van getuigen
Horen getuige [getuige 1]
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep verzocht [getuige 1] als getuige te horen, nu de bewezenverklaring in beslissende mate op zijn tegenover de politie afgelegde verklaring zou kunnen berusten.
Allereerst overweegt het hof dat het van oordeel is dat het noodzaakcriterium van toepassing is, aangezien de raadsman het verzoek tot het horen van de getuige eerst ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2015 heeft ingediend.
Naar ‘s hofs oordeel vindt de verklaring van getuige [getuige 1] in voldoende mate steun in de overige voorhanden zijnde bewijsmiddelen. Het hof acht het horen van deze getuige dan ook niet noodzakelijk en wijst het verzoek af.
Horen getuige [benadeelde partij 1]
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep verzocht [benadeelde partij 1] als getuige te horen.
Het hof overweegt dat het van oordeel is dat ook hier het noodzaakcriterium van toepassing is, aangezien de raadsman het verzoek tot het horen van de getuige eerst ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2015 heeft ingediend.
Nu de raadsman zijn verzoek op geen enkele wijze heeft gemotiveerd en het hof het horen van deze getuige niet noodzakelijk acht voor enige in de onderhavige strafzaak te nemen beslissing, wijst het hof ook dit verzoek af.
Bewijsoverweging
Namens de verdachte heeft de raadsman zich ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – betoogd dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat het de verdachte is geweest die op 7 juli 2012 de aangever heeft mishandeld en de voorruit van zijn taxi heeft vernield.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Aangever heeft een signalement opgegeven van de dader (een man) en van de vrouw met wie de dader samen was. Aangever heeft de man als volgt beschreven: blank, dik postuur, 185 à 190 cm lang, 35 à 40 jaar oud, kort blond haar in stekels, zwart T-shirt en korte broek. De vrouw
heeft hij beschreven als zijnde blank, slank postuur, klein, 18 à 20 jaar oud, grijze kleding. Ook de getuigen [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 1] hebben de man omschreven als een blanke man met een stevig/dik postuur, 185 cm à 190 cm lang, zwart T-shirt en korte/driekwart broek en de vrouw als een tengere blanke vrouw met donker haar in een paardenstaart. Deze signalementen komen — blijkens het aanvullend proces-verbaal met kenmerk PL1633 2012101305 — overeen met de uiterlijke kenmerken van verdachte en zijn vriendin [medeverdachte]. Getuige [getuige 1] heeft ook nog verklaard dat hij de man herkende en zich kon herinneren dat de man in een woonwagen aan de [adres] in Nieuwveen woonde. De auto waarin de getuigen de dader na het voorval hebben zien wegrijden betrof een grijze Opel Astra, met een opvallende spoiler. Aangever heeft het kenteken [kentekennr.] aan de centralist van de meldkamer doorgegeven. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het kenteken van de Opel Astra in ieder geval begon met cijfers, gevolgd door de letter D. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van dit incident gebruik maakte van een grijze Opel Astra, met een opvallende spoiler en met het kenteken [kentekennr.].
Conclusie van het hof
Het gaat in deze zaak om een opvallende auto waarover verschillende getuigen gelijkluidend hebben verklaard, terwijl de verdachte in die periode reed in precies zo’n auto met een kenteken dat sterk lijkt op het genoemde kenteken. Daarnaast komen de signalementen van de dader en de vrouw die bij hem was overeen met het signalement van de verdachte en zijn vriendin [medeverdachte], en heeft getuige [getuige 1] de verdachte bovendien herkend als iemand die hij vroeger wel eens had gezien, waarbij hij verwijst naar de straat waar de verdachte woont alsmede het feit dat de verdachte in een woonwagen woont.
Het hof acht voormelde getuigenverklaringen betrouwbaar.
Aan deze betrouwbaarheid doen naar het oordeel van het hof niet af de verklaringen van de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] dat de verdachte in de maand juli van het jaar 2012 ieder weekend aan het klussen was in het huis van zijn neef [getuige 5] te Rijswijk (zoals de verdachte heeft aangegeven). De getuigenverklaringen betreffen verklaringen van een familielid respectievelijk vriend van de verdachte, de verklaringen zijn vijf maanden na dato afgelegd, terwijl het hof het niet aannemelijk acht dat deze getuigen na 5 maanden nog exact weten dat de verdachte op zaterdag 7 juli 2012 omstreeks 14.55 uur in Rijswijk was.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die op 7 juli 2012 aangever in Alphen aan den Rijn heeft mishandeld en de ruit van de auto waar hij in reed heeft vernield. Het hof acht daarmee de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks7 juli 2012 te Alphen aan den Rijn
, althans in Nederland,opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]),
(met kracht
)tussen auto en portier geklemd heeft en een harde duw
heeftgegeven, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken pols)
, althans enig lichamelijk letsel,heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden;
2.
hij op
of omstreeks7 juli 2012 te Alphen aan den Rijn
, althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk de voorruit van een taxi
en/of de rechterspiegel van de taxi, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat de resultaten van de meervoudige fotobewijsconfrontaties, waarbij [getuige 1] en [getuige 4] de verdachte uit een fotoselectie van 8 personen hebben herkend als degene die de aangever op 7 juli 2012 heeft mishandeld en de voorruit van zijn taxi heeft vernield, van het bewijs dienen te worden uitgesloten, aangezien de uitvoering hiervan op gebrekkige wijze heeft plaatsgevonden en de resultaten van deze confrontaties derhalve onvoldoende betrouwbaar zijn.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en vernieling, op de wijze zoals bewezen is verklaard. Door zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans lichamelijke integriteit en goederen. Ten gevolge van de mishandeling heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols, opgelopen, waardoor hij gedurende zes weken zijn werk niet heeft kunnen verrichten en hij ondanks fysiotherapie lange tijd pijn heeft ondervonden. Derhalve heeft het voorval een grote impact op het leven van het slachtoffer gehad.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten, waaronder mishandeling, en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij de op te leggen straffen heeft het hof meegewogen dat de verdachte sinds februari 2014 onder behandeling is bij De Waag, hetgeen, naar eigen zeggen, een positief effect op hem heeft en het hof het van belang acht dat deze behandeling voortgang blijft vinden.
Het hof is - alles overwegende en met inachtneming van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.554,60.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 3.554,60.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.106,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet anders betwist dan met een beroep op de door hem bepleite vrijspraak.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.606,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente:
- met ingang van 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 246,00,
nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan;
- met ingang van 16 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 25,00,
nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan;
- met ingang van 1 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50,
nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan;
- met ingang van 1 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50,
nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan;
- met ingang van 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 150,00,
nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, nu vast is komen te staan dat deze schade met ingang van die datum is ontstaan.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 2.106,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente zoals hiervoor is overwogen tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.106,00 (tweeduizend honderd en zes euro) bestaande uit€ 1.606,00 (duizend zeshonderd en zes euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente:
  • met ingang van 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 246,00;
  • met ingang van 16 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 25,00;
  • met ingang van 1 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50;
  • met ingang van 1 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50;
  • met ingang van 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 150,00.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.106,00 (tweeduizend honderd en zes euro) bestaande uit € 1.606,00 (duizend zeshonderd en zes euro) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente:
  • met ingang van 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 246,00;
  • met ingang van 16 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 25,00;
  • met ingang van 1 augustus 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50;
  • met ingang van 1 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 592,50;
  • met ingang van 1 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening over een bedrag van € 150,00.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. I.P.A. van Engelen en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2015.