ECLI:NL:GHDHA:2015:625

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
22-003607-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, gepleegd op 13 februari 2014 te Rotterdam. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn levensgezel opzettelijk had mishandeld, wat resulteerde in pijn en letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar het hof oordeelde dat er een risico op recidive bestond, wat een zwaardere straf rechtvaardigde.

De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003607-14
Parketnummer: 10-096120-14
Datum uitspraak: 10 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats](Roemenië) op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde partij], meermalen, althans éénmaal in/tegen het gezicht van de [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt en/of met een riem, althans een lang voorwerp op/tegen de rug en/of in/tegen het gezicht van die [benadeelde partij] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks13 februari 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel,
althans een persoon,te weten [benadeelde partij], meermalen
, althans éénmaalin/tegen het gezicht
van de [benadeelde partij]heeft geslagen en/of gestompt en
/ofmet een riem
, althans een lang voorwerpop/tegen de rug en
/ofin/tegen het gezicht van die [benadeelde partij] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Aldus heeft de verdachte het slachtoffer pijn en letsel bezorgd en een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging betoogd dat de verdachte en het slachtoffer doende zijn met het opzetten van een bedrijf, dat de relatie goed is en dat zij nog altijd zijn getrouwd en samen wonen. De raadsman heeft verzocht, gelet op deze stand van zaken en het belang dat de verdachte heeft bij het ontvangen van een Verklaring Omtrent het Gedrag, aan de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het slachtoffer door de verdediging als getuige meegebracht en gehoord. Dit verhoor heeft het hof evenwel niet het vertrouwen gegeven dat het recidivegevaar is verminderd. Ter voorkoming van recidive lijkt derhalve een voorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan in eerste aanleg opgelegd passend. Daarnaast is het hof – evenals de advocaat-generaal - van oordeel dat gelet op het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep een taakstraf van de hierna volgende duur dient te worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C.A. Duindam, mr. I.E. de Vries en mr. J.A.C. Bartels, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2015.