In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, gepleegd op 13 februari 2014 te Rotterdam. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zijn levensgezel opzettelijk had mishandeld, wat resulteerde in pijn en letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen in Nederland, maar het hof oordeelde dat er een risico op recidive bestond, wat een zwaardere straf rechtvaardigde.
De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van 30 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Daarnaast werd een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zou worden gelegd tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.