ECLI:NL:GHDHA:2015:627

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
22-003450-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met diefstal van wijn en wandelstok

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak. De verdachte heeft op of omstreeks 9 mei 2014 in 's-Gravenhage, samen met een ander of alleen, flessen wijn en een wandelstok weggenomen uit een woning. De verdachte heeft zich toegang verschaft door een raam in te gooien en door dat raam naar binnen te klimmen. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt vastgesteld: de verdachte heeft de diefstal gepleegd met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft hem opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar met de bepaling dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit of niet meewerkt aan identificatie. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het zich houden aan aanwijzingen van de reclassering. De benadeelde partij heeft een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk is toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot betaling van € 1.711,97 aan de benadeelde partij voor materiële schade. Het hof heeft de vordering tot immateriële schade afgewezen, omdat deze niet aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid voldeed. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.W.M. Bijloos, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003450-14
Parketnummer: 09-818238-14
Datum uitspraak: 3 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 augustus 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Burundi) op [geboortejaar] 1991,
[adres]
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in
PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
17 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 mei 2014 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen flessen wijn en een wandelstok, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door het ingooien/ verbreken van een raam en het klimmen door dat raam.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks09 mei 2014 te 's-Gravenhage
tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen flessen wijn en een wandelstok,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebrachtdoor het ingooien
/ verbrekenvan een raam en het klimmen door dat ra
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de aan de verdachte op te leggen straf. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak waarbij hij flessen wijn en een wandelstok heeft weggenomen. Dit is een feit, dat naast onrustgevoelens ook financiële schade voor de bewoners met zich meebrengt. Daarnaast brengen dergelijke vermogensmisdrijven bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Verder heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsadvies gedateerd 12 januari 2015 uitgebracht door Tactus verslavingszorg.
Uit dat advies blijkt kort gezegd dat de verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek en er zijn aanwijzingen voor psychische problemen. Om het recidiverisico te voorkomen is het van belang dat deze twee belangrijkste delict gerelateerde factoren van de verdachte intensief en langdurig worden aangepakt.
Het hof is gelet op al het bovenstaande van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met daaraan verbonden de na te noemen bijzondere voorwaarden een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.001,97.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.961,97, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot afwijzing voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.711,97 aan materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu dit een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding. De vordering tot vergoeding van immateriële schade vindt zijn grondslag in het bepaalde in art. 6:106 Burgerlijk Wetboek. Aan de voorwaarden voor toewijsbaarheid van een zodanige vordering is niet voldaan. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van letselschade dan wel enige andere vorm van aantasting van de persoon. De benadeelde partij heeft ervan blijk gegeven gevoelens van onbehagen te hebben ondervonden als gevolg van de inbraak, maar dit is niet een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Het hof verwijst hierbij naar een uitspraak van de Hoge Raad van 22 februari 2002 [ECLI:NL:HR:2002:AD5356].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.711,97 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens Tactus Reclassering Flevoland en/of Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk acht.
Geeft voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van

€ 1.711,97

(duizend zevenhonderdelf euro en zevenennegentig cent)

ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van

€ 1.711,97

(duizend zevenhonderdelf euro en zevenennegentig cent)

als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. TH.W.H.E. Schmitz en mr. A.W.M. Bijloos, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2015.
Mr. A.W.M. Bijloos is buiten staat dit arrest te ondertekenen.