Op 24 maart 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 26 september 2014 was gewezen. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1979 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 88 dagen met aftrek van voorarrest. De zaak betreft diefstal met geweld, gepleegd op 16 februari 2013 te Ammerstol, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een woning binnendrong en goederen, waaronder een fotocamera en sieraden, heeft weggenomen.
Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De raadsman van de verdachte heeft geen verzoek tot aanhouding gedaan, ondanks dat de verdachte om financiële redenen niet ter terechtzitting kon verschijnen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen verzoek is gedaan om de verdachte in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van zijn aanwezigheidsrecht.
Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter bevestigd, met inachtneming van de eerder genoemde overwegingen. De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit drie rechters, en is uitgesproken in het openbaar.