BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het verzoek om vervangende toestemming van de moeder om ingevolge artikel 1:253a BW met de hiervoor genoemde minderjarigen, te mogen verhuizen van[plaats A] naar[Plaats B].
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [Plaats B] te verhuizen.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof de moeder in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen.
4. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is vast komen te staan dat zij en haar huidige partner alle mogelijkheden om in de omgeving van [plaats A] samen te wonen, hebben onderzocht. De moeder is van mening dat beoordeeld dient te worden of van haar nieuwe partner kan worden verwacht dat hij zijn woning verkoopt teneinde zich samen met haar en haar kinderen elders te vestigen. Daarbij is van belang dat de woning van de partner van de moeder thans een onderwaarde heeft en dat niet zeker is dat de partner zijn baan kan behouden wanneer hij zou verhuizen. De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat (de omgeving van) de woning in [Plaats B] niet méér geschikt zou zijn voor de kinderen om op te groeien dan (de omgeving van) de huidige woning van de moeder. In de visie van de moeder is haar huidige woning in [plaats A] niet geschikt omdat die woning klein is en de omgeving niet veilig is. Het is voor de moeder lastig om in [plaats A] een grotere/betere woning te vinden terwijl de woning van haar partner in [Plaats B] wel heel geschikt zou zijn. De moeder stelt voorts dat zij -anders dan de rechtbank overweegt - in [Plaats B] wel degelijk een sociaal netwerk heeft. De familie van haar partner en vrienden wonen in de omgeving. De minderjarigen komen regelmatig in [Plaats B] en hebben daar volgens de moeder al volop contacten. Bovendien is de moeder voornemens om in [Plaats B], net zoals zij dat in [plaats A] doet, de schooltijden te werken en voor die tijd opvang te regelen voor de kinderen. De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een verhuizing naar [Plaats B] tot gevolg zal hebben dat de vader significant minder frequent contact zal hebben met de kinderen dan op dit moment het geval is. Volgens de moeder is er ook nu nauwelijks tot geen contact tussen de vader en de kinderen buiten de omgangsregeling. De moeder wijst er op dat [voornaam minderjarige sub 1] zelf naar de voetbaltraining kan gaan en dat soms ook doet. De vader kan volgens de moeder eventueel ook een deel van de andere vakanties dan de kerstvakantie en de zomervakantie de kinderen bij zich hebben, tot op heden heeft de vader van deze mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt. Bovendien kunnen de minderjarigen in overleg eens op woensdagen of andere vrije dagen bij de vader verblijven, aldus de moeder. Ten slotte stelt de moeder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet kan worden geoordeeld dat enig belang van de kinderen met een verhuizing naar [Plaats B] is gediend.
5. De vader stelt voorop dat zijn verzoeken om de minderjarige [voornaam minderjarige sub 1] te horen en (subsidiair) om een bijzondere curator te benoemen, ten onrechte niet in behandeling zijn genomen.
In reactie op de grieven van de moeder voert de vader aan dat bij de te maken althans de gemaakte belangenafweging alle omstandigheden van het geval in acht dienen te worden genomen, waaronder de noodzaak om te verhuizen. Om vast te kunnen stellen of een verhuizing noodzakelijk is, dienen alternatieven voor de voorgenomen verhuizing te worden onderzocht. Vervolgens is de vraag, als alle alternatieven duidelijk zijn en zijn onderzocht, of de verhuizing noodzakelijk is. De vader wijst er op dat de rechtbank heeft geoordeeld dat de moeder niet alle mogelijkheden heeft onderzocht waardoor de rechtbank niet heeft kunnen beoordelen of de verhuizing wel noodzakelijk is. De vader erkent de waardebepaling van de woning van de partner van de vrouw niet. De vader stelt zich op het standpunt dat, in het geval het hof de verkoopbaarheid van de woning van de partner van de moeder van belang acht in het kader van de belangenafweging, de waarde van de woning dient te worden vastgesteld door een onafhankelijke deskundige. De vader wijst er op dat er nog geen poging is gedaan om de woning van de partner van de moeder te verkopen. Voorts stelt de vader dat niet is komen vast te staan dat de partner van de moeder een vast contract heeft en dat er geen mogelijkheden zijn bij dezelfde werkgever elders in het land en/of voor een andere werkgever. De moeder heeft geen informatie verstrekt over haar inkomsten en haar pogingen ander werk te vinden. Derhalve is niet aangetoond dat zij geen passend werk kan vinden in de omgeving van [plaats A]. De vader betwist hetgeen de moeder opmerkt over haar woning in [plaats A], de leefomgeving en haar pogingen andere woonruimte te vinden in[plaats A]. De vader zag de minderjarigen regelmatig op doordeweekse dagen. Sinds de beschikking van de rechtbank lijkt de vrouw er alles aan te doen om te voorkomen dat er op doordeweekse dagen nog contact is tussen de vader en de minderjarigen. De vader begeleidt [voornaam minderjarige sub 1] echter nog steeds bij voetbal, zowel naar de trainingen als bij de wedstrijden. De vader zou de kinderen graag extra willen zien in de vakanties maar dat kan niet vanwege zijn werk. De vader is met de rechtbank van mening dat het niet in het belang van de kinderen is om te verhuizen
6. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de moeder benadrukt dat het thans niet zozeer gaat om de vraag of de verhuizing noodzakelijk is, maar veeleer om een afweging te maken van alle belangen. Voorts heeft de moeder -in reactie op het verzoek daartoe van de vader- aangegeven dat zij het niet nodig vindt om de minderjarige [voornaam minderjarige sub 1] te horen en/of een bijzondere curator te benoemen. Het zou voor de minderjarige bijzonder belastend zijn omdat hij mogelijk het gevoel zou krijgen dat hij tussen zijn ouders zou moeten kiezen. De moeder wijst er voorts op dat zij er alles aan doet om de kinderen niet in dit geschil te betrekken, dat zij nog geen enkele stap heeft ondernomen en de beslissing van de rechter respecteert. Er is derhalve geen aanleiding een bijzondere curator te benoemen.
7. Ter terechtzitting heeft de vader benadrukt dat hij het heel belangrijk vindt intensief betrokken te zijn bij de kinderen en betrokken te blijven bij het voetballen van de minderjarige [voornaam minderjarige sub 1]. De vader gaat twee à drie keer per week mee naar de voetbaltrainingen en hij is in het weekend bij de wedstrijden aanwezig. Regelmatig komt de minderjarige[voornaam minderjarige sub 1] door de week even bij zijn vader langs. De twee jongste kinderen zijn thans nog niet aangesloten bij een sportvereniging maar de vader geeft aan dat hij in de toekomst graag betrokken zou willen zijn bij zwemlessen en eventuele andere sporten. Dat alles is naar de mening van de vader niet mogelijk indien de moeder met de kinderen naar [Plaats B] verhuist.
8. Het hof overweegt het volgende
.Het hof stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 1:253a lid 1 BW geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder geschillen omtrent de verblijfplaats van het kind, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
9. Met voorgaand uitgangspunt is in overeenstemming dat de moeder in beginsel de vrijheid toekomt haar leven opnieuw en naar eigen inzicht in te richten, ook al brengt dat mee dat zij verhuist naar een ander deel van het land, in dit geval naar [Plaats B]. Op zichzelf stelt de vader die vrijheid van de moeder ook niet ter discussie. De moeder, die met de vader gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarigen uitoefent, dient in haar keuzes echter wel rekening te houden met de belangen van de minderjarigen én de vader en dat is wat zij, naar de stellingen van de vader, in dit geval onvoldoende doet. Bij de onderhavige beoordeling hebben de moeder en de vader tegenstrijdige belangen. De moeder wenst met de minderjarigen te verhuizen naar [Plaats B] en zij heeft voldoende inzicht gegeven in haar beweegredenen daartoe. Zij wenst daar voor haarzelf en de minderjarigen een nieuw bestaan op te bouwen samen met haar nieuwe partner. De vader weigert zijn toestemming te verlenen voor de door de moeder gewenste verhuizing. Hij stelt dat het belang van de minderjarigen zich tegen de verhuizing verzet. Verder vreest de vader dat zijn contact met de minderjarigen aanmerkelijk zal verminderen. Hoewel iedere verhuizing voor- en nadelen voor kinderen heeft, is het hof van oordeel dat het belang van de moeder om met de minderjarigen te verhuizen niet opweegt tegen het belang van de minderjarigen inhoudende dat zij in een voor hen vertrouwde omgeving kunnen opgroeien waarbij zij een goed en intensief contact hebben met beide ouders. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat niet gebleken is dat het huis van de partner van de moeder niet (tegen een redelijke prijs) kan worden verkocht en evenmin aannemelijk is geworden dat de moeder en haar partner zich niet in de omgeving van[plaats A] kunnen vestigen. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat de partner van de moeder niet in verband met een omgangsregeling met zijn eigen kinderen gebonden in aan de omgeving van [Plaats B]. Dat de kansen op de arbeidsmarkt voor de moeder in [Plaats B] en omgeving beter zijn dan die in [plaats A] heeft zij onvoldoende aannemelijk weten te maken. Al het vorenstaande in aanmerking nemend en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, komt het hof tot het oordeel dat een verhuizing thans niet in het belang van de minderjarigen is. Daarbij overweegt het hof voorts nog dat de mogelijkheden voor de vader om actief invulling te geven aan zijn vaderrol in de huidige situatie aanmerkelijk groter zijn dan in het geval de moeder met de minderjarigen naar [Plaats B] zou verhuizen. Gelet op het vorenstaande is het verzoek van de moeder om haar (vervangende) toestemming te verlenen om tezamen met de minderjarigen naar [Plaats B] te verhuizen terecht afgewezen door de rechtbank.
10. Ten slotte overweegt het hof dat gelet op de hiervoor vermelde beslissing en het feit dat ter terechtzitting is gebleken dat de verhouding tussen de ouders, ondanks het onderhavige geschil, redelijk goed is en de moeder heeft aangegeven de minderjarigen niet te willen belasten met deze kwestie, het hof geen aanleiding ziet om de minderjarige [voornaam minderjarige sub 1] te horen. Het hof acht het om die reden evenmin noodzakelijk om een bijzondere curator te benoemen.
11. Mitsdien beslist het hof als volgt.