ECLI:NL:GHDHA:2015:737

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
22-004760-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met veroordeling tot voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1964, werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de aangeefster en getuigen. Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, waarbij het hof de verklaringen van de aangeefster als consistent en geloofwaardig beschouwde. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 150 uren, die bij niet-nakoming vervangen kan worden door 75 dagen hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om een schadevergoeding van € 808,45 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het verleden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004760-14
Parketnummer: 09-797272-14
Datum uitspraak: 2 april 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde en is de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2013 t/m 15 januari 2014 te Katwijk en/of Leiden, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) meermalen, althans een maal [aangeefster] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans een maal:
- drukken van zijn (onder)lichaam (terwijl hij, verdachte een erectie had) tegen het lichaam van [aangeefster] en/of
- het (op de mond) zoenen van [aangeefster]
- vastpakken en/of aanraken en/of betasten; en/of van de borsten van [aangeefster] (onder de kleding) en/of
- in de bil(len) knijpen en/of aanraken en/of betasten van [aangeefster] en/of het (onder de kleding)
- betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [aangeefster]
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het:
- plotseling en/of onverhoeds vastpakken van de borsten en/of billen en/of vagina, althans de schaamstreek (onder andere terwijl hij [aangeefster] optilt en/of met [aangeefster] stoeit en/of [aangeefster] tegen zijn lichaam aandrukt/duwt) en/of
- op de mond zoenen van [aangeefster]; ; en/of
- het leeftijdsverschil tussen hem verdachte en/of [aangeefster] en/of
- de kwetsbaarheid van de persoon van [aangeefster].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 december 2013 t/m 15 januari 2014 te Katwijk en/of Leiden
, althans in Nederland,door
geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)meermalen
, althans een maal[aangeefster] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het
meermalen, althans een maal:
- drukken van zijn (onder)lichaam
(terwijl hij, verdachte een erectie had
)tegen het lichaam van [aangeefster] en
/of
-
het (op de mond
)zoenen van [aangeefster] en
/of
- vastpakken en/of aanraken en/of betasten
; en/ofvan de borsten van [aangeefster] (onder de kleding) en/of
- in de bil(len) knijpen
en/of aanraken en/of betastenvan [aangeefster]
en/of het (onder de kleding)en
- betasten van de vagina
en/of de schaamstreekvan [aangeefster]
en bestaande
dat geweld en/ofdie
anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)uit
het:
-
hetplotseling
en/of onverhoedsvastpakken van de borsten
en/of billen
en/of vagina,
althans de schaamstreek (onder andere terwijl hij [aangeefster] optilt
en/of met [aangeefster] stoeit
en/of [aangeefster] tegen zijn lichaam aandrukt
/duwt)en
/of
-
op de mond zoenen van [aangeefster]; ; en/of
- het leeftijdsverschil tussen hem verdachte en
/of[aangeefster] en
/of
- de kwetsbaarheid van de persoon van [aangeefster].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsmotivering
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De aangeefster is ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord. Het hof is van oordeel dat haar verklaring op de zitting consistent is met hetgeen zij bij de politie heeft verklaard. Voorts worden haar verklaringen ondersteund door de overige verklaringen die zich in het dossier bevinden.
Uit de verklaring van de getuige [getuige 1] komt naar voren dat de aangeefster op de dag van het eerste incident contact met deze getuige heeft opgenomen en aan de getuige heeft verteld dat de verdachte haar, aangeefster, op de mond had gezoend en dat hij onder haar truitje had gezeten. De verdachte heeft later aan de getuige [getuige 1] toegegeven dat hij inderdaad aan de aangeefster had gezeten, zo blijkt uit de verklaring van [getuige 1].
Uit de verklaring van de getuige [getuige 2] blijkt dat de verdachte tegen deze getuige heeft gezegd dat hij spijt had en zich schaamde, en dat hij aan de getuige [getuige 2] vroeg of hij dat aan de aangeefster wilde doorgeven.
De verklaringen van de aangeefster worden voorts ondersteund door de afdrukken van de berichten die de verdachte en de aangeefster elkaar hebben gestuurd. Hieruit blijkt dat de aangeefster op enig moment heeft geschreven geen contact meer met de verdachte te willen, omdat dat niet goed voor haar was, en een aantal weken later heeft geschreven door de verdachte met rust te willen worden gelaten. Ook blijkt dat de verdachte aan de aangeefster heeft aangeboden om bij haar te komen liggen als ze het koud heeft, en dat hij aan de aangeefster heeft gevraagd of ze hem wil masseren. Deze berichten wijzen op een verdergaande interesse van de verdachte in de aangeefster dan enkel een vaderlijke interesse, en spreken de verklaring van de verdachte hieromtrent tegen. Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat deze berichten als grapjes bedoeld zouden zijn, reeds omdat die lezing op geen enkele wijze steun vindt in het dossier.
De door de aangeefster afgelegde verklaringen vinden voor een deel eveneens bevestiging in de door de verdachte afgelegde verklaringen bij de politie, ter terechtzitting in eerste aanleg en ter terechtzitting in hoger beroep, waarin hij heeft verklaard dat hij de aangeefster een zoen heeft gegeven en haar billen heeft aangeraakt.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien is het hof van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde zoals bewezenverklaard heeft begaan. Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een meldplicht en een behandelverplichting als bijzondere voorwaarden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan aanranding. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van het slachtoffer.
Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij de ontuchtige handelingen heeft gepleegd terwijl hij op de hoogte was van het verleden van het slachtoffer en dus van haar kwetsbaarheid, er een groot leeftijdsverschil bestond tussen het slachtoffer en de verdachte en het slachtoffer zich in een situatie bevond waarin ze afhankelijk was van de verdachte, waardoor het voor haar zeer moeilijk was om zich aan de handelingen van de verdachte te onttrekken.
Het hof slaat acht op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 13 oktober 2014, waaruit naar voren komt dat de verdachte zijn gedrag lijkt te bagatelliseren en geen verantwoordelijkheid voor zijn daden lijkt nemen, en waarin wordt geadviseerd om de verdachte een ambulante behandelverplichting op te leggen.
Voorts heeft het hof in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 maart 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 8,45 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 508,45 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Het feit dat het slachtoffer al door de eerdere gebeurtenissen in haar leven psychische schade heeft opgelopen doet daar niet aan af. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 808,45 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorwaarden zoals die worden gesteld door de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij het centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag of een soortgelijke instelling.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 808,45 (achthonderdacht euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 8,45 (acht euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 808,45 (achthonderdacht euro en vijfenveertig cent) bestaande uit € 8,45 (acht euro en vijfenveertig cent) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. M.J.J. van den Honert en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. F.P. van Straelen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2015.
Mr. N. Schaar en mr. B.P. de Boer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.