De vader voert voorts aan dat een vertrek uit de vertrouwde (woon)omgeving, de wijziging van school en het verbreken van sociale contacten heel ingrijpend zijn voor de minderjarigen. De minderjarigen zijn geworteld in [woonplaats vader], zij hebben het naar hun zin op school en behalen daar goede resultaten, zij beoefenen er diverse sporten, de vader en zijn netwerk zijn beschikbaar voor de minderjarigen en er wordt slechts minimaal gebruik gemaakt van professionele voor- en naschoolse opvang. De vader stelt voorts dat het voor de minderjarigen minder ingrijpend is dat zij twee ochtenden en één middag naar de opgang gaan – alwaar zij vriendjes en vriendinnetjes hebben – dan dat zij verplaatst worden naar een onbekende omgeving, weg van hun vader, vriendjes en vriendinnetjes, en overige familieleden. Daarbij wijst de vader erop dat aannemelijk is dat ook de moeder op den duur zal moeten gaan solliciteren en werken. Tot slot voert de vader aan dat er geen sprake is van onnodig onderscheid tussen [minderjarige I], [minderjarige II] en [minderjarige III] enerzijds en [minderjarige IV] anderzijds. De situatie van de kinderen is anders, omdat de [minderjarige IV] een andere vader heeft en nooit in gezinsverband heeft samengewoond met de vader.
De vader verweert zich als volgt tegen het verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling. Het voorstel van de moeder kent diverse logistieke problemen. Indien de regeling wordt uitgebreid tot maandagochtend, moeten de minderjarigen heel vroeg op om in de spits van [nieuwe woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] te reizen. De vader heeft ter terechtzitting verklaard dat hij desondanks niet onwelwillend tegenover dit deel van het verzoek van de moeder staat, indien de moeder de minderjarigen zowel (op vrijdag middag van school) zal halen als (op maandagochtend naar school) zal brengen. De vader voert aan dat het wijzigen van de haal- en brengregeling in die zin dat de minderjarigen door de vader op vrijdagmiddag naar de moeder worden gebracht, ertoe zal leiden dat de minderjarigen minder tijd bij de moeder door kunnen brengen. Immers, de minderjarigen zouden in dat geval pas na het werk van de vader naar [nieuwe woonplaats moeder] gebracht kunnen worden.
De vader stelt voorts dat hij zich blijft inzetten om op een respectvolle manier te communiceren met de moeder en hij herkent zich niet in de beschrijving door de moeder. De vader stelt dat hij zich na de bestreden beschikking flexibel heeft opgesteld ten aanzien van de zorgregeling, en diverse malen heeft ingestemd met verzoeken van de moeder om weekenden te ruilen.
Indien het hof de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen wijzigt, acht de vader een uitgebreide zorgregeling in het belang van de minderjarigen. Hij wil de minderjarigen dan in ieder geval drie van de vier weekenden van vrijdag tot en met zondagavond bij zich hebben, naast ten minste de helft van alle vakanties en erkende feestdagen.
De vader stelt ten aanzien van het verzoek van de moeder tot vaststelling van kinderalimentatie voorop dat hij thans alle kosten van de minderjarigen voor zijn rekening neemt, zodat terecht geen kinderalimentatie is vastgesteld. Indien de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen wordt gewijzigd, stelt de vader dat hij onvoldoende draagkracht heeft om een bijdrage aan de moeder te voldoen, omdat er rekening gehouden moet worden met zijn woonlasten, zijn premie ziektekostenverzekering, de aflossing van (huwelijkse)schulden en advocaatkosten.