In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting en de opgelegde boete door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag betreft een bedrag van € 14.418 voor het jaar 2007, met een boete van 50% van dat bedrag, en een heffingsrente van € 2.333. De rechtbank had de naheffingsaanslag verminderd tot € 14.333 en de boete tot € 1.280, wat door de Inspecteur werd bestreden in hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 5 december 2014, waarbij beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat [X] B.V. niet voldoende bewijs had geleverd voor de door haar geclaimde voorbelasting, en dat de boete terecht was opgelegd. In hoger beroep heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar oordeelde dat er sprake was van (voorwaardelijk) opzet van de zijde van [X] B.V. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de boete van 50% passend was, en verlaagde de boete tot € 7.166. De uitspraak werd op 17 april 2015 gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan.