In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 17 januari 2015 te Rotterdam. In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar is wel veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 38,05 toegewezen gekregen, maar heeft in hoger beroep afgezien van deze vordering.
Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft de bewezenverklaring van de mishandeling bevestigd, waarbij het hof zich niet volledig kon verenigen met het vonnis waarvan beroep. De verdachte is schuldig bevonden aan het mishandelen van het slachtoffer door deze meermalen met kracht te slaan en te duwen, wat heeft geleid tot letsel.
De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de geldboete van € 750,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet wordt betaald. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting.