III. een bijzondere curator voor de minderjarige te benoemen, teneinde haar gezichtspunt in de onderhavige procedure naar voren te brengen en haar belangen te behartigen.
3. De gecertificeerde instelling heeft zich daartegen ter zitting verweerd.
4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige ten onrechte heeft verlengd voor het resterende deel van de verzochte periode. Volgens de moeder blijkt – nadat er in eerste instantie tussen de moeder en de gecertificeerde instelling een verschil van inzicht was over de onderzoeksvragen en de beschikbaar te stellen informatie – uit het rapport van het Haags Ambulatorium dat het de moeder niet aan opvoedvaardigheden schort. Ook is bij haar geen sprake van psychische of persoonlijkheidsproblematiek. Dat de moeder openstaat voor hulp en feedback en dat zij een goede opvoedondersteuning kan bieden aan haar kinderen, wordt door Trivium Lindenhof bevestigd. Desondanks adviseert het Haags Ambulatorium geen terugkeer van de minderjarige naar de moeder. De moeder heeft een aantal kanttekeningen bij het onderzoeksrapport, onder meer ten aanzien van de onderzoeksmethoden. Zo is naar de interactie tussen de pleegouders en de minderjarige gekeken, hetgeen buiten de onderzoeksopdracht valt en niet met toestemming van de moeder is verricht. Daarnaast heeft het Haags Ambulatorium zelf een IQ-test bij de minderjarige uitgevoerd, terwijl overeengekomen was dat Trivium Lindenhof deze test zou uitvoeren en dit reeds was gebeurd. Ook is in het geheel geen antwoord gegeven op een aantal onderzoeksvragen die specifiek betrekking hebben op het onderzoeken van de mogelijkheid tot thuisplaatsing bij de moeder. Verder wijst de moeder erop dat de pleegouders verzocht hebben hen te ontlasten in de zorg voor de minderjarige door een weekend c.q. vakantiepleegouder aan te stellen, terwijl het Haags Ambulatorium de terugkeer naar de moeder hoofdzakelijk niet adviseert, omdat dit mogelijk door de minderjarige als een nieuwe uithuisplaatsing ervaren zal worden en het blootstellen van de minderjarige aan een wederom veranderde situatie niet wenselijk wordt geacht. De moeder begrijpt niet waarom zij die weekendouder niet kan zijn, waarbij de mogelijkheid dat de minderjarige terugkeert in haar gezin en de voorwaarden waaronder dat kan geschieden, serieus bekeken zouden moeten worden. Voorts is het contact tussen de moeder en de minderjarige in september 2015 weer hervat. Na aanvankelijke bezwaren van Pleegzorg Horizon, is het contact tussen de minderjarige en haar broers en zus ook op gang gekomen. Tot slot merkt de moeder op dat zij haar gezin en haar kinderen van het grootste belang acht. Evenals het hebben van een baan omwille van financiële zekerheid. Zij heeft het in de afgelopen jaren als moeder met vier kinderen – waarbij zij heeft getracht de harmonie en de rust in haar gezin te bewaren – niet gemakkelijk gehad. Zo is haar relatie beëindigd en heeft haar oudste dochter een psychose gekregen. Dit heeft ook gemaakt dat zij haar prioriteiten soms anders heeft gelegd. Vanuit het perspectief van de gecertificeerde instelling kan de moeder geen steek laten vallen, hetgeen veel stress oplevert bij de moeder.
5. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting van het hof verklaard dat de gezinsvoogd in overleg met de moeder onafhankelijk onderzoek door het Haags Ambulatorium heeft laten verrichten, waarbij is getracht aan de wensen van de moeder tegemoet te komen. In het kader van dat onderzoek zijn de bezoeken tussen de moeder en de minderjarige – ondanks de weerstand vanuit Pleegzorg – geïntensiveerd naar één keer in de twee weken. Medio april 2015 heeft nog een bezoek van de moeder aan de minderjarige plaatsgevonden, waarna de moeder de gecertificeerde instelling heeft laten weten dat zij een nieuwe baan had. Daarbij heeft de moeder een later bezoekmoment met de minderjarige afgezegd. Vervolgens heeft de gecertificeerde instelling geen contact meer met de moeder kunnen krijgen, waarna besloten is om de bezoekregeling weer terug te draaien. Pas in september 2015 is opnieuw contact met de moeder verkregen en heeft er weer een bezoek tussen de moeder en de minderjarige plaatsgevonden. In november 2015 heeft de moeder opnieuw twee geplande afspraken afgezegd vanwege haar werk. De gecertificeerde instelling wijst erop dat het ontbreken van contact met de moeder erg moeilijk voor de minderjarige is geweest en het bij een kind met een hechtingsstoornis niet kan om de ene keer wel komen en de andere keer niet. De minderjarige is daarin anders dan haar zussen en broers. Zij vertoont kindeigen problematiek. De insteek van de gecertificeerde instelling is een normale bezoekregeling. In de afgelopen periode is de bezoekregeling echter niet zodanig verlopen dat de frequentie ervan kan worden verhoogd. De gecertificeerde instelling is van mening dat er teveel contra-indicaties zijn voor terugplaatsing van de minderjarige bij de moeder. In het definitieve raadsrapport van 18 december 2015 wordt ook een gezagbeëindigende maatregel geadviseerd. Om zich goed te kunnen hechten moet de minderjarige duidelijkheid krijgen over haar perspectief, aldus de gecertificeerde instelling.
6. De pleegouders hebben in hun brief van 21 december 2015 naar voren gebracht dat de minderjarige een kwetsbaar en angstig meisje is, voor wie specialistische hulp nodig is. De angsten uiten zich in claimend gedrag, moeite met inslapen en continue de nabijheid opzoeken van de pleegouders. Het wegvallen van de bezoeken tussen de moeder en de minderjarige in de achterliggende periode is volgens de pleegouders belastend voor de minderjarige geweest. Het geeft de minderjarige rust als de bezoeken regelmatig plaatsvinden in een veilige omgeving, onder begeleiding van een vertrouwd persoon. Verder gaat de minderjarige een keer in de drie weken een dagdeel naar een weekendpleegouder, waar zij persoonlijke aandacht krijgt. Volgens de pleegouders heeft de minderjarige een duidelijke en stabiele woonomgeving nodig, zodat zij zich verder kan ontwikkelen en met ondersteuning kan leren omgaan met haar angsten.