ECLI:NL:GHDHA:2016:1185
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- P.J.J. Vonk
- E.M. Vrouwenvelder
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning in Lansingerland
In deze zaak gaat het om een geschil over de vaststelling van de waarde van een woning in Lansingerland door de Heffingsambtenaar. De belanghebbende, eigenaar van de woning, is van mening dat de vastgestelde waarde van € 712.000 te hoog is en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft de waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en heeft een taxatierapport overgelegd ter onderbouwing van deze waarde. De Rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan bij het Gerechtshof Den Haag.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de belanghebbende zijn standpunt toegelicht en geconcludeerd tot een lagere waarde van € 555.000. De Heffingsambtenaar heeft echter de waarde verdedigd en geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof heeft vastgesteld dat de Heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde en heeft geoordeeld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum schattenderwijs op € 650.000 dient te worden vastgesteld. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Daarnaast heeft het Hof de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en heeft het griffierechten toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 12 april 2016 en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.