ECLI:NL:GHDHA:2016:1221

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2016
Publicatiedatum
2 mei 2016
Zaaknummer
22-003644-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wederspannigheid door de verdachte tegen een politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2015. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd in het Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, is beschuldigd van poging tot doodslag en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 25 januari 2015 te 's-Gravenhage, waar de verdachte met een step een politieambtenaar, [benadeelde partij], heeft aangevallen terwijl deze zijn broer aanhield. De verdachte heeft herhaaldelijk geschreeuwd dat hij de politie zou doden en heeft met de step op de politieambtenaar ingeslagen, wat resulteerde in meerdere verwondingen.

De advocaat-generaal vorderde een veroordeling tot jeugddetentie van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en het vonnis van de eerste rechter bevestigd, met aanvulling en verbetering van gronden. Het hof oordeelde dat de verdachte opzet had op het doden van de politieambtenaar, ondanks de verdediging die stelde dat er geen (voorwaardelijk) opzet was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en kwam tot de conclusie dat de verdachte's gedragingen gericht waren op het doden van de politieambtenaar. De strafmotivering is aangevuld met een recente rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, waaruit blijkt dat de verdachte's gedrag niet los kan worden gezien van zijn intenties om zijn broer te beschermen.

Het hof heeft de wettelijke voorschriften aangevuld met artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht, gezien de voortgezette handeling. De beslissing van het hof bevestigt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003644-15
Parketnummers: 09-777015-15 en 09-184869-14 (TUL)
Datum uitspraak: 21 januari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 juli 2015 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2000,
thans gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis van de eerste rechter zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal worden opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ten slotte heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede is aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. Voorts is omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf beslist als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te ’s-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [benadeelde partij], inspecteur van politie, van het leven te beroven, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met kracht met een step tegen en/of in de richting van het hoofd en/of rug en/of benen en/of armen van die [benadeelde partij] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij], inspecteur van politie, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met kracht met een step tegen en/of in de richting van het hoofd en/of rug en/of benen en/of armen van die [benadeelde partij] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op of omstreeks 25 januari 2015 te 's-Gravenhage, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te [benadeelde partij], inspecteur van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten bij de aanhouding van [persoon], door die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een step tegen en/of in de richting van het hoofd en/of rug en/of benen en/of armen van die [benadeelde partij] te slaan en/of zijn arm rond de nek van die [benadeelde partij] te leggen en/of te zeggen: "Laat mijn broer met rust, ik maak je dood, kanker politie", terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten (een) verwonding(en) op het voorhoofd en/of wenkbrauw en/of arm en/of hand bij die [benadeelde partij] ten gevolge heeft gehad en terwijl dit feit door twee of meer personen met verenigde krachten werd gepleegd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de in het vonnis opgenomen bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde, de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde feiten in zodanig verband met elkaar staan dat zij moeten worden beschouwd als één voortgezette handeling. Voorts dienen de gronden van de strafmotivering te worden aangevuld met een recente rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw recht doen.
Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling respectievelijk verbetering aanbrengt.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder

1 primair ten laste gelegde

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn pleitnotities betoogd dat zijn cliënt geen (voorwaardelijk) opzet had terzake van poging tot doodslag. Hoewel het inslaan op de agent door de verdachte met een metalen step de uiterlijke verschijningsvorm heeft van een poging tot doodslag, blijkt uit de in de pleitnotities genoemde contra-indicaties dat cliënt hier geen (voorwaardelijk) opzet op had. De opzet van cliënt was uitsluitend gericht op het voorkomen van de aanhouding en de arrestatie van zijn broer.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof de navolgende feiten vast.
Op 25 januari 2015 hielden de politieambtenaren [benadeelde partij] en [persoon 2] de broer van de verdachte, [persoon 1], op de Lijnbaan te Den Haag aan (zie proces-verbaal van aanhouding nr. PL 1500-2015027418-2). [persoon 1] was op dat moment in gezelschap van de verdachte. [persoon 1] vluchtte direct weg. [benadeelde partij] zette de achtervolging in. De politieambtenaren horen de verdachte schreeuwen “kankerlijers, kankerpolitie” en de verdachte rende achter [benadeelde partij] aan.
[persoon 1] klom over schuttingen welke tuinen afscheidden. De verdachte trachtte zijn broer te ontzetten en diens aanhouding en arrestatie te voorkomen door naar [benadeelde partij] uit te halen met een op straat gevonden step. Hij schreeuwde naar [benadeelde partij]: “Laat mijn broer met rust, ik maak je dood. Kanker politie.”
[persoon 1] vluchtte opnieuw. [benadeelde partij] zette wederom de achtervolging in. De verdachte rende achter [benadeelde partij] aan en schreeuwde: “Ik maak je dood, kanker politie.”
[benadeelde partij] overmeesterde [persoon 1]. Hij ging direct bovenop [persoon 1] zitten. Kort daarna hoorde [benadeelde partij] geschreeuw achter zich. Hij keek om en zag dat de verdachte wederom met de stalen step op hem afkwam en uithaalde. [benadeelde partij] stond op om zichzelf te verdedigen.
[benadeelde partij] pakte [persoon 1], die wederom trachtte te ontkomen, bij het linkerbeen vast. [benadeelde partij] zag en voelde vervolgens dat de verdachte hem middels een nekklem probeerde te omvatten. [persoon 1] trapte op dat moment met zijn voet tegen het hoofd van [benadeelde partij]. De verdachte pakte vervolgens de step op. Het plastic achterwiel van de step was weg en een stalen pin stak uit de step. De verdachte haalde met de step met de pin uit naar [benadeelde partij]. [benadeelde partij] kreeg meerdere malen rake klappen van de verdachte. De verdachte sloeg met de stalen pin gericht in op [benadeelde partij].
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte met een houten driewieler met metalen wieltjes als een gek op het hoofd van de andere man stond in te rammen. Hij bleef maar met de driewieler op het hoofd en in het gezicht van de andere man slaan (zie proces-verbaal verhoor getuige nr. PL 1500-2015027418-4).
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat de verdachte kennelijk opzettelijk en met kracht met de step op [benadeelde partij] aan het inslaan was. [benadeelde partij] werd op het hoofd, benen en rug geraakt. De verdachte bleef met een verwilderde, nietsziende blik zwaaien met de step, kennelijk om [benadeelde partij] zoveel mogelijk pijn toe te brengen. De verdachte raakte hierbij [benadeelde partij] zeker tweemaal vol op het hoofd (proces-verbaal verhoor getuige nr. PL1500-2015027418-7).
Uiteindelijk heeft [benadeelde partij] zijn dienstwapen getrokken en verbalisant [verbalisant] de ogen van verdachte met pepperspray geraakt, waarna verdachte zijn gewelddadige handelingen beëindigde. Het is daarbij naar het oordeel van het hof aan de grote zelfbeheersing van [benadeelde partij] te danken dat verdachte’s optreden niet nog veel ernstiger gevolgen heeft gehad, dan reeds uit het dossier blijkt.
Het hof leidt uit voormelde feiten en omstandigheden af, dat de verdachte de aanhouding en de arrestatie van zijn broer tegen elke prijs wilde voorkomen. De verdachte is hierbij niet teruggeschrokken om alle beschikbare mogelijkheden te benutten en is tot het uiterste gegaan. Zelfs toen het achterwiel van de step af was gebroken en die step (als wapen)daardoor nog gevaarlijker werd, stopte de verdachte niet. Verdachte’s gedragingen kunnen bovendien niet los worden gezien van de omstandigheid dat de verdachte voor en tijdens de geweldshandelingen meermalen heeft geroepen dat hij politieambtenaar [benadeelde partij] zou dood maken. De geweldshandelingen strekten derhalve kennelijk ter uitvoering van dat doel.
Het hof acht op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge verband en samenhang bezien, bewezen dat verdachte’s opzet was gericht op het doden van politieambtenaar [benadeelde partij]. Het hof acht hierbij de door de raadsman in zijn pleitnotities aangehaalde contra-indicaties voor het aannemen van (voorwaardelijk) opzet niet aannemelijk geworden. Dat de politieambtenaren [benadeelde partij] en [verbalisant] in hun proces-verbaal van aanhouding spreken over “ernstig of zwaar verwonden” in plaats van “van het leven beroven” en/of “doden” doet naar het oordeel van het hof aan het hiervoor overwogene niet af. Ten overvloede merkt het hof hierbij op dat [benadeelde partij] ter terechtzitting in hoger beroep in zijn slachtofferverklaring heeft verklaard dat hij vreesde voor zijn leven.
Het hof is dan ook van oordeel dat het handelen van de verdachte dient te worden gekwalificeerd als een poging tot doodslag.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde levert op:
De voortgezette handeling van:

poging tot doodslag

en

wederspannigheid, door twee of meer personen met verenigde krachten gepleegd, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Aanvulling van gronden strafmotivering
Het hof heeft naast de in de strafmotivering reeds in eerste aanleg meegewogen rapportages voorts acht geslagen op het uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 18 november 2015, opgemaakt door J. Verheij-Nijland, raadsonderzoeker.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling respectievelijk verbetering van gronden te worden bevestigd.
Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften
Aangezien sprake is van een voortgezette handeling, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wetsartikelen aanvullen met artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt met aanvulling en verbetering van gronden als voormeld het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. A. Kuijer,
in bijzijn van de griffier mr. N. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2016.