ECLI:NL:GHDHA:2016:1247

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
200.175.670/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van een beschikking in een jeugdbeschermingszaak met betrekking tot de aanwezigheid van de advocaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2016 een tussenuitspraak gedaan in het kader van een hoger beroep betreffende een jeugdbeschermingsmaatregel. De vader, verzoeker in hoger beroep, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. El-Sharkawi, had verzocht om verbetering van een eerdere beschikking van het hof, gegeven op 2 maart 2016. De advocaat van de moeder, mr. M.G. Weitkamp, had op 3 maart 2016 een V-formulier ingediend waarin zij aanvoerde dat in de beschikking niet was vermeld dat zij aanwezig was bij de mondelinge behandeling op 22 januari 2016. Het hof heeft de betrokken partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over deze verbetering kenbaar te maken. De pleegmoeder heeft ingestemd met de voorgestelde verbetering, terwijl de gecertificeerde instelling geen reactie heeft gegeven. Het hof oordeelde dat er sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was. In de beslissing heeft het hof de fout in de beschikking verbeterd door de aanwezigheid van de advocaat van de moeder expliciet te vermelden. De uitspraak benadrukt het belang van nauwkeurigheid in juridische documenten en de mogelijkheid tot herstel van fouten in het proces.

Uitspraak

Verbetering beschikking

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak: 13 april 2016
Zaaknummer: 200.175.670/01
Rekestnummer rechtbank: JE RK 15-776
Zaaknummer rechtbank : C/09/487280
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] , Duitsland,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E. El-Sharkawi te Den Haag,
tegen
de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, te Alphen aan den Rijn,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1]
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G. Weitkamp te Gouda,
2. mevrouw [belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP EN VASTSTAANDE FEITEN
Op 2 maart 2016 heeft het hof in deze zaak een beschikking gegeven.
De advocaat van de moeder, mr. Weitkamp, heeft bij V-formulier van 3 maart 2016 verzocht de beschikking te verbeteren. Daartoe wordt aangevoerd dat verzuimd is te vermelden in voornoemde beschikking dat mr. Weitkamp als advocaat van de moeder aanwezig was bij de mondelinge behandeling van het hof op 22 januari 2016.
Bij brief van 21 maart 2016 heeft het hof de advocaat van de vader, mr. E. El-Sharkawi, de gecertificeerde instelling en de pleegmoeder in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk 1 april 2016 uit te laten over de hiervoor verzochte verbetering van de beschikking en is gevraagd de door het hof verstrekte grosse van de beschikking van 2 maart 2016 aan het hof te retourneren.
Bij brief van 18 maart 2016, ingekomen bij het hof op 21 maart 2016, met als bijlage de grosse van de beschikking van 2 maart 2016, heeft mr. Weitkamp het hof nogmaals verzocht om tot verbetering van de beschikking van 2 maart 2016 over te gaan.
Bij brief van 29 maart 2016, ingekomen bij het hof op 30 maart 2016, heeft de advocaat van de vader de grosse van de beschikking van dit hof van 2 maart 2016 teruggezonden aan het hof.
Bij brief van 26 maart 2016, ingekomen bij het hof op 1 april 2016, heeft de pleegmoeder te kennen gegeven in te stemmen met de voorgestelde verbetering van de beschikking.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is geen reactie van de gecertificeerde instelling ingekomen.
BEOORDELING
Naar het oordeel van het hof is sprake van een fout die redelijkerwijs voor partijen en derden kenbaar was en die zich leent voor eenvoudig herstel. Het hof zal daarom het verzoek tot verbetering toewijzen en overgaan tot verbetering van de beschikking.
BESLISSING
Het hof:
verbetert voormelde fout in de in deze zaak uitgesproken beschikking, in die zin dat onder “PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP” de tekst:
“De zaak is op 22 januari 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
 de advocaat van de vader;
 mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
 de moeder;
 de pleegmoeder.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.”
als volgt komt te luiden:
“De zaak is op 22 januari 2016 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
 de advocaat van de vader;
 mevrouw [naam 1] en de heer [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
 de moeder,
bijgestaan door haar advocaat mr. M.G. Weitkamp;
 de pleegmoeder.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.”
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, E.A. Mink en N.P.C. van Wijk, bijgestaan door mr. M.A.J. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 april 2016.