ECLI:NL:GHDHA:2016:1420

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
2200318515
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1991, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een verkeersongeval op 16 oktober 2011 te Den Hoorn, waarbij hij onder invloed van alcohol en met een hoge snelheid reed. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij een inzittende, een vriend van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, maar heeft hem vrijgesproken van roekeloosheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 3 jaren. De uitspraak volgde op een complexe procesgang, waarbij eerdere vonnissen en arresten van de Hoge Raad een rol speelden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003185-15
Parketnummer: 09-935044-11
Datum uitspraak: 24 mei 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1991,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte ter zake van feit 1 veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden in geweest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 11 februari 2014 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte ter zake van feit 1 veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden in geweest.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 30 juni 2015 voormeld arrest wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging vernietigd en de zaak teruggewezen naar dit hof opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 30 juni 2015 de zaak aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, (de Rijksweg A4), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en/of (vervolgens)
- hij heeft met een (minimale) snelheid van 147 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 100 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid gereden (en/of) vervolgens
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad ten gevolge waarvan dat motorrijtuig in een slip is geraakt en meerdere malen, althans eenmaal tegen de vangrail is gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel en/of hersenletsel en/of een acetabulum fractuur, althans heup/bekkenletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 16 oktober 2011 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg A4, als volgt heeft gehandeld:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en/of (vervolgens)
- hij heeft met een (minimale) snelheid van 147 kilometer per uur, althans met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 100 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid gereden (en/of) vervolgens
- hij heeft zijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad ten gevolge waarvan dat motorrijtuig in een slip is geraakt en meerdere malen, althans eenmaal tegen de vangrail is gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel en/of hersenletsel en/of een acetabulum fractuur, althans heup/bekkenletsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Overweging omtrent het bewijs
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat "roekeloosheid" in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in artikel 175, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen.
Toetsend aan deze maatstaf, is het hof - met de advocaat-generaal en de verdediging - van oordeel dat het rijgedrag van de verdachte, gelet op de feiten en omstandigheden die tot het ongeval hebben geleid, in juridische zin niet is aan te merken als roekeloos. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde roekeloosheid.
Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig handelen.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte de keuze heeft gemaakt om een motorrijtuig te besturen terwijl hij meer dan zeven keer de toegestane hoeveelheid alcohol had gedronken. Daar komt bij dat hij ook de keuze heeft gemaakt om met een aanzienlijk hogere snelheid te rijden dan op de weg was toegestaan. Die snelheid was minstens 147 km per uur waar de maximum snelheid 100 km per uur was. Onder deze omstandigheden was de verdachte niet in staat om de personenauto – met de besturing waarvan hij overigens geen enkele ervaring had omdat deze vlak voor het incident was aangeschaft door het slachtoffer en verdachte zelf geen ervaren BMW-rijder was - onder controle te houden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks16 oktober 2011 te Den Hoorn, gemeente Midden-Delfland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, (de Rijksweg A4), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalzeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig
en/of onoplettend,als volgt te handelen:
- hij heeft aldaar gereden terwijl hij onder invloed van alcohol was en
/of (vervolgens)
- hij heeft met een (minimale) snelheid van 147 kilometer per uur
, althans met een hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 100 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheidgereden
(en
/of)vervolgens
-
hijheeft
hijzijn motorrijtuig niet voldoende onder controle gehad ten gevolge waarvan dat motorrijtuig in een slip is geraakt en meerdere malen
, althans eenmaaltegen de vangrail is gebotst,
waardoor
een ander (genaamd[slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel, te weten schedel en
/ofhersenletsel en
/ofeen acetabulum fractuur
, althans heup/bekkenletsel, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 bewezen verklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en bijkomende straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en met onverantwoord hoge snelheid schuldig gemaakt aan zeer onvoorzichtig rijgedrag, waardoor één van de inzittenden van de personenauto, een vriend van de verdachte, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit de zich in het dossier bevindende en ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring van de zus van het slachtoffer komt treffend naar voren tot welk leed het handelen van de verdachte voor zowel het slachtoffer als voor zijn naaste familie heeft geleid. Het leven van het nog jonge slachtoffer is volledig ontwricht en hij zal de rest van zijn leven van zeer veel zorg afhankelijk blijven.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens rijden onder invloed. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 als uitgangspunt genomen.
In geval van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van een ademalcoholgehalte van meer dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en een grove verkeersfout met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Bij het bepalen van de straf houdt het hof in strafverzwarende zin in het bijzonder rekening met de omstandigheden dat het slachtoffer zeer ernstig en onherstelbaar zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat het ademalcoholgehalte van de verdachte fors meer bedroeg dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en dat de verdachte de vastgestelde maximumsnelheid in zeer ernstige mate heeft overschreden.
Het hof houdt in enigszins strafmatigende zin rekening met de leeftijd van de verdachte.
Daarnaast houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte door zijn eigen handelen reeds zwaar gestraft is omdat het slachtoffer zijn vriend was en de verdachte nog dagelijks te kampen heeft met zijn eigen onvermogen om met de situatie om te gaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat in de onderhavige zaak geen andere straf kan volgen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur. Door een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen beoogt het hof de verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan het plegen van overtredingen van de Wegenverkeerwet 1994.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het thans onder 1 bewezen verklaarde en het bij arrest van dit hof van 11 februari 2014 onder 2 bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, mr. D.M. Thierry en mr. H.A. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 mei 2016.
Mr. H.A. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.