ECLI:NL:GHDHA:2016:1518

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
30 mei 2016
Zaaknummer
BK-15/00995, BK-15/00996 en BK-15/00997
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de erven van [X] tegen de niet-ontvankelijkverklaring door de Rechtbank Den Haag inzake WOZ-beschikkingen en aanslagen

In deze zaak is in geschil of de Rechtbank Den Haag het ingediende beroepschrift van de erven van [X] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De erven, die de nalatenschap van mevrouw [X] hebben geërfd, hebben bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikkingen en aanslagen die zijn opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Leidschendam-Voorburg. De Rechtbank heeft de beroepen van de erven niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift zou zijn ingediend door een van de erven in plaats van door de erven gezamenlijk. De erven hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag.

Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de erven bevoegd was om hen te vertegenwoordigen en dat het hoger beroep ontvankelijk is. Het Hof oordeelt dat de Rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroepschrift onbevoegdelijk was ingediend. De Heffingsambtenaar had het bezwaar van de erven ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart de erven ontvankelijk in hun bezwaar en beroep. Tevens worden de WOZ-waarden van de woningen herzien en de aanslagen dienovereenkomstig verlaagd. De Heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de proceskosten van de erven.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-15/00995, BK-15/00996 en BK-15/00997

Uitspraak d.d. 26 april 2016

in het geding tussen:

de erven van [X] te [Z] , de erven,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Leidschendam-Voorburg, de Heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van de erven tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de Rechtbank) van 29 juli 2015, nummers SGR 15/1247, 15/1250 en 15/1252, betreffende na te vermelden beschikkingen en aanslagen.

Aanslagen, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Bij in één geschrift bekendgemaakte beschikkingen, met dagtekening 31 januari 2014, als bedoeld in hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) zijn de waarden van de onroerende zaken, plaatselijk bekend als [Y] , […] en […] te [Z] (hierna: de woningen), vastgesteld op € 507.000, € 542.000 en € 534.000. De waarden zijn vastgesteld per de waardepeildatum 1 januari 2013 en de beschikkingen gelden voor het kalenderjaar 2014.
1.2.
In één geschrift verenigd met de beschikkingen zijn voor het jaar 2014 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de hiervoor vermelde woningen, aanslagen in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Leidschendam-Voorburg opgelegd naar voormelde heffingsmaatstaven.
1.3.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het namens de erven ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Tegen de uitspraken op bezwaar zijn beroepen bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van eenmaal € 45. De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
De erven zijn van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van eenmaal € 123.
2.2.
De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 15 maart 2016, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1.
[In] 2014 is mevrouw [X] overleden. Zij heeft bij testament haar gehele nalatenschap aan haar twee kinderen, [A] en [B] , als enige en algehele erfgenamen, nagelaten.
3.2.
De hiervoor vermelde beschikkingen en aanslagen zijn gesteld ten name van "De erven van [X] ".
3.3.
De gemachtigde van de erven heeft op 14 maart 2014, derhalve tijdig, namens "De erven van [X] " bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen en de aanslagen. Tevens is verzocht om een proceskostenvergoeding.
3.4.
Bij het bezwaarschrift is een op 6 maart 2014 door de beide hiervoor vermelde erfgenamen, als volmachtgevers, getekende volmacht (hierna: de volmacht) gevoegd waarin zij aan de gemachtigde de bevoegdheid hebben verleend hen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden aangaande aanslagen lokale belastingen, waaronder het indienen van bezwaar-, beroep of hogerberoepschriften.
3.5.
De proceshandelingen in de onderhavige bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsprocedure zijn door de gemachtigde verricht.
3.6.
De waarde van de woningen dient te worden vastgesteld op € 438.000, € 490.000 en € 469.000.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In geschil is of de Rechtbank het ingediende beroepschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Indien de erven ontvankelijk zijn in het beroep, is in geschil of de Heffingsambtenaar de erven ten onrechte niet-ontvankelijk in het bezwaar heeft verklaard.
4.2.
De erven stellen zich op het standpunt dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in het beroep en in het bezwaar. De Heffingsambtenaar betoogt het tegenovergestelde.
4.3.
Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen, wordt verwezen naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1.
Het hoger beroep van de erven strekt tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de waarde tot de in 3.6 vermelde bedragen, alsmede dienovereenkomstige verlaging van de aanslagen.
5.2.
De Heffingsambtenaar heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Oordeel van de Rechtbank

6. De Rechtbank heeft het volgende overwogen:
5. Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, zal zij moeten beoordelen of de beroepen van [de erven] ontvankelijk zijn. Ingevolge artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gelezen in samenhang met artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ, kan alleen beroep worden ingesteld door of namens degene ten aanzien van wie de beschikking is genomen. Nu [één van de erven] op eigen naam in beroep is gekomen tegen de WOZ-beschikking ten name van de erven van [X] , moet worden geoordeeld dat het beroepschrift onbevoegdelijk is ingediend.
6. Op grond van het voorgaande dienen de beroepen niet-ontvankelijk te worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden komt de rechtbank niet toe.

Beoordeling van het hoger beroep

7.1.
Op grond van artikel 2:1, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan eenieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. Op de relatie tussen de belastingplichtige en diens gemachtigde zijn, door toepassing van de schakelbepaling van artikel 3:79 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), de algemene regels van volmacht van titel 3:3 van het BW van toepassing.
7.2.
Artikel 3:60, lid 1 BW luidt: "1. Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten." Artikel 3:72 BW bepaalt dat een volmacht onder meer eindigt door herroeping door de volmachtgever of door opzegging door de gevolmachtigde.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
7.3.
Uit de eerste volzin van de volmacht blijkt dat door de erven aan de gemachtigde de bevoegdheid is verleend om hen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden aangaande aanslagen lokale heffingen alsmede de daaraan ten grondslag liggende WOZ beschikking(en), alsmede daartegen bezwaar, beroep of hoger beroep in te dienen. De daaropvolgende volzinnen geven een toelichting op deze volmacht. De stukken van het geding bevatten geen aanwijzingen dat zich tussen het verlenen van de volmacht en het moment waarop de zitting in hoger beroep werd gehouden, een omstandigheid als bedoeld in artikel 3:72 BW heeft voorgedaan waardoor de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de gemachtigde ten aanzien van de erven is geëindigd.
7.4.
De erven zijn opgekomen tegen voormelde uitspraak van de Rechtbank, onder bijvoeging van voormelde volmacht. Zij keren zich tegen de op naam van de erven gestelde beschikkingen en aanslagen. Gelet op het vorenoverwogene moet worden geoordeeld dat de gemachtigde ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift, het beroepschrift en het hogerberoepschrift bevoegd was om als gemachtigde van de erven op te treden. Het hoger beroep is derhalve ontvankelijk.
Ontvankelijkheid van het beroep
7.5.
Bij het beroepschrift heeft de gemachtigde meegestuurd de door de erven getekende volmacht, de uitspraak van de Heffingsambtenaar waarin de erven niet-ontvankelijk werden verklaard, het door de gemachtigde namens de erven ingediende bezwaarschrift alsmede de ten name van de erven gestelde beschikkingen en aanslagen. Gelet hierop had het de Rechtbank duidelijk moeten zijn dat de gemachtigde het beroepschrift namens de erven heeft ingediend. Onder deze omstandigheden heeft de Rechtbank ten onrechte uitspraak gedaan ten name van uitsluitend mevrouw [A] . Gelet op het hiervoor overwogene heeft de Rechtbank de beroepen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Ontvankelijkheid van het bezwaar
7.6.1.
De Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ten onrechte niet ontvankelijk verklaard. Gelet op de overgelegde machtiging had het bezwaar ontvankelijk moeten worden verklaard. De erven beschikten op grond van de onderhavige aan hun gerichte WOZ beschikkingen en aanslagen over een rechtsingang. Van een prematuur bezwaarschrift is geen sprake.
7.6.2.
De verwijzing door de Heffingsambtenaar naar het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2013, nr. 12/03229, ECLI:NL:HR:2013:CA3934, BNB 2013/187 miskent dat in het onderhavige geval geen van de erven op de voet van artikel 26 van de Wet WOZ hebben verzocht om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking ten aanzien van één van hun of van hun beiden.
Conclusie
7.7.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de erven kunnen worden ontvangen in het hoger beroep en dat het bezwaar- en het beroep van de erven alsnog ontvankelijk dient te worden verklaard. Gelet op het feit dat tussen partijen niet in geschil is op welke waarde ieder van de woningen dient te worden vastgesteld, dient te worden geoordeeld als navermeld.

Proceskosten

8.1.
Er zijn termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de door de erven gemaakte proceskosten. Deze kosten worden, op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vastgesteld op € 3.526,50 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase (1 punt à € 246) x 1,5 (gewicht van de zaak), alsmede wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en in hoger beroep (4 punten à € 496) x 1,5 (gewicht van de zaak), alsmede een vergoeding voor het taxatierapport ten bedrage van € 181,50. Voor een hogere vergoeding zijn geen termen aanwezig.
8.2.
Voorts dient aan de erven het voor de behandeling in eerste aanleg gestorte griffie-recht van € 45, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 123 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar;
  • verklaart de erven ontvankelijk in het bezwaar en in het beroep;
  • wijzigt de beschikking ter zake van de woning [Y] aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 438.000;
  • wijzigt de beschikking ter zake van de woning [Y] […] aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 490.000;
  • wijzigt de beschikking ter zake van de woning [Y] […] aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 469.000;
  • vermindert de aanslagen dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van de erven, vastgesteld op € 3.526,50; en
  • gelast de Heffingsambtenaar aan de erven een bedrag van € 168 aan griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, E.M. Vrouwenvelder en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 26 april 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.