ECLI:NL:GHDHA:2016:1571
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- E.A. Mink
- C. van Nievelt
- I. Obbink-Reijngoud
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgangsregeling tussen ouders van minderjarige kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige kinderen van partijen. De vrouw, appellante, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin de man, geïntimeerde, een voorlopige omgangsregeling was toegewezen. De vrouw heeft in haar hoger beroep twee grieven ingediend, waarbij zij betwist dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot omgang. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de omstandigheden van de zaak.
De vrouw heeft alleen het ouderlijk gezag over de minderjarigen en heeft in het verleden een procedure aangespannen om de man het recht op omgang te ontzeggen, wat in 2015 is toegewezen. De man heeft in de tussenliggende periode enkele korte contactmomenten gehad met de kinderen, maar de vrouw stelt dat deze contacten onder druk zijn ontstaan. Het hof overweegt dat de trauma's die de minderjarigen hebben opgelopen door geweld in het verleden, en hun fragiele toestand, een zorgvuldige afweging vereisen in een bodemprocedure.
Uiteindelijk vernietigt het hof het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de man af, waarbij het hof benadrukt dat de omgangsregeling beter beoordeeld kan worden in een bodemprocedure. De proceskosten worden gecompenseerd.