ECLI:NL:GHDHA:2016:1658

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
22-003142-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1989, was eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Hij werd beschuldigd van een woninginbraak die plaatsvond op 1 januari 2015 te Vlaardingen, waarbij hij samen met twee mededaders een geldbedrag en een gamecontroller heeft weggenomen. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van voorarrest. Het hof oordeelde dat de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig had gemaakt aan diefstal gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, waarbij de toegang tot de woning was verkregen door middel van braak. De verdachte had tijdens het proces verklaard dat hij niet bij de inbraak betrokken was, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig, mede op basis van getuigenverklaringen en GPS-gegevens. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof legde ook een schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van het slachtoffer, ter hoogte van € 1.573,16.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003142-15
Parketnummer: 10-810001-15
VI-nummer: 99-000181-37
Datum uitspraak: 9 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is de benadeelde partij, [benadeelde partij], niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding en is de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is in hoger beroep niet meer aan de orde, aangezien de benadeelde partij zich, hoewel behoorlijk opgeroepen, in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2015 te Vlaardingen, gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan het [adres]) heeft weggenomen - een geldbedrag en/of - meerdere, althans een, siera(a)d(en) en/of - een controller (behorende bij een Playstation 3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks01 januari 2015 te Vlaardingen, gedurende de voor nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging meteen ander ofanderen,althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijketoe-eigeningin/uit een woning(gelegenop/aan het [adres])heeft weggenomen - een geldbedrag en/of - meerdere, althans een,siera(a)d(en)en/of- een controller (behorende bij een Playstation 3),in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/ofzijn mededader(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfsheeft/hebben verschaften/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, een en ander zoals nader toegelicht in de door haar overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vaststaat dat op 1 januari 2015 door meerdere personen in de woning aan het [adres] te Vlaardingen is ingebroken.
Uit het proces-verbaal van bevindingen nr. PL1700-2015000065-15 (blz. 49 e.v.) blijkt dat de buren van aangever omstreeks 00.45 uur zagen dat een jongen uit het keukenraam van de woning aan het [adres] sprong en wegrende. Voorts zagen andere buren ook nog twee andere mannen uit datzelfde keukenraam klimmen en wegrennen. Een aantal getuigen is achter de eerste verdachte aangerend, waarna één van de getuigen heeft gezien dat deze verdachte in een rode Volkswagen Polo met het kenteken [x] instapte, waarna deze auto wegreed.
Naar aanleiding van een melding van deze woninginbraak op 1 januari 2015 omstreeks 00:55 uur zijn de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te 01.10/01.11 uur die nacht in de omgeving van de wijk waarin het [adres] is gelegen aangehouden toen zij met zijn drieën reden in de rode Volkswagen Polo van [medeverdachte 2] met het kenteken [x].
In de zak van de jas van de verdachte, welke jas op de achterbank van de auto lag, is een game controller van Playstation aangetroffen (proces-verbaal van bevindingen PL 1700-2015000065-55). Deze game controller blijkt te horen bij de Playstation van aangever (proces-verbaal van bevindingen PL 1700-2015000065-42, p. 56).
De verdachte heeft op 25 februari 2015 tegenover de politie verklaard (proces-verbaal nr. PL1700-2015000065-78) dat hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto van [medeverdachte 2] naar Vlaardingen is gereden en dat zij daar bij een busstation de auto hebben geparkeerd. Toen zij buiten een sigaret aan het roken waren, hoorde hij [medeverdachte 2] zeggen dat ze de kosten van deze avond gingen terug verdienen. De verdachte had naar eigen zeggen inmiddels wel door dat ze wilden gaan inbreken. Vervolgens zouden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] toen zijn weggegaan, waarbij hij zag dat [medeverdachte 2] een schroevendraaier meenam. Volgens de verdachte is hij bij de auto gebleven, maar heeft hij op een gegeven moment wel een stuk rondgelopen om te kijken waar de jongens waren.
Voorts heeft de verdachte gezien dat [medeverdachte 1] bij terugkomst bij de auto een koevoet en een schroevendraaier bij zich had. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de auto, voordat ze werden aangehouden, had afgesproken om een verhaal van een bezoek aan de schoonouders van [medeverdachte 2] te gebruiken als alibi.
Het deel van de verklaring van de verdachte dat hij niet met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is mee geweest naar de woning aan het [adres], dat hij niets met de woninginbraak te maken heeft omdat hij bij de auto is gebleven en alleen heeft rondgelopen, acht het hof ongeloofwaardig. Dit, nu uit het proces-verbaal van bevindingen nr. PL 1700-2015000065-91 blijkt dat de GPS-gegevens van de enkelband van de verdachte uitwijzen dat dat hij rond het tijdstip van de inbraak tot driemaal toe bij- of dicht in de buurt van de betreffende woning is geweest.
Daarnaast heeft de verdachte op 4 januari 2015 tegenover de politie nadrukkelijk verklaard (proces-verbaal nr. PL1700-2015000065-48, blz. 27 e.v.) dat de in zijn jaszak gevonden game controller van Playstation, die behoort bij de Playstation van aangever, van hem was.
Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen PL 1700-2015000065-74 dat verdachte volgens een medegedetineerde aan hem heeft verteld hoe de inbraak precies gegaan was en dat hij in de betreffende woning is geweest.
Naar het oordeel van het hof valt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in samenhang met de overige te bezigen (technische) bewijsmiddelen, genoegzaam af te leiden dat ter zake sprake is van het door verdachte met zijn beide medeverdachten in vereniging plegen van het bewezenverklaarde feit.
Derhalve wordt het verweer van de raadsman door het hof verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn twee mededaders schuldig gemaakt aan een woninginbraak.
Als gevolg van dit misdrijf is een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners.
Bovendien worden door woninginbraken gevoelens van onveiligheid en onbehagen voor met name de slachtoffers en omwonenden veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en gelijk aan het voorarrest een passende en geboden reactie vormt.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] tot het bedrag van € 1.573,16.
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat door het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer is toegebracht tot een bedrag van € 1.573,16. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. Het hof zal derhalve de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk aan de verdachte opleggen.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
De veroordeelde is bij arrest van dit gerechtshof van 9 augustus 2011 onder rolnummer 22-001351-10 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van voorarrest.
De veroordeelde is in die zaak op 1 november 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 19 maart 2015 een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Deze vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met het tenlastegelegde feit.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering gedeeltelijk zal worden toegewezen voor de duur van 6 maanden.
In hoger beroep is komen vast te staan, dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezenverklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is derhalve gegrond.
Het hof zal deze vordering daarom toewijzen en gelasten dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 6 maanden, moet worden ondergaan.
Voor het overige zal het hof de vordering afwijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.573,65 (duizend vijfhonderddrieënzeventig euro en vijfenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat het gedeelte van de bij arrest van 9 augustus 2011 van het gerechtshof te 's-Gravenhage onder rolnummer 22-001351-10 opgelegde vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd alsnog gedeeltelijk, en wel voor de duur van 6 maanden, wordt ondergaan.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. TH.P.L. Bot, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 juni 2016.