ECLI:NL:GHDHA:2016:1840

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
BK-15/00772
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de rechtmatigheid van een aanslag leges in het kader van een Wob-verzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtmatigheid van een aanslag leges van € 13,50 werd beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente [Y] had deze aanslag opgelegd in verband met een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde belanghebbende in de proceskosten van de heffingsambtenaar. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de aanslag onterecht is opgelegd en dat de proceskostenveroordeling niet terecht is.

De heffingsambtenaar verdedigt de aanslag en stelt dat deze terecht is opgelegd op basis van de legesverordening van de gemeente. Het Hof oordeelt dat de aanslag leges bevoegd is opgelegd en dat de hoogte van de leges niet onevenredig is ten opzichte van de kosten. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het grootste deel, maar vernietigt de proceskostenveroordeling van belanghebbende. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht door belanghebbende, en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.488, en gelast de heffingsambtenaar om griffierechten te vergoeden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00772

Uitspraak d.d. 22 juni 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Y], de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2015, nummer SGR 15/93, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving van 29 september 2014 van belanghebbende leges ten bedrage van € 13,50 gevorderd (hierna: de aanslag). De aanslag is opgelegd ter zake van het verstrekken van kopieën in het kader van een verzoek op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 45.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende veroordeeld is de proceskosten van de heffingsambtenaar tot een bedrag van € 750.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 123. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend, waarop de heffingsambtenaar heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 16 maart 2016, gehouden te Den Haag. Belanghebbende, die door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 14 januari 2016, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, heeft schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en heeft daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht.
2.3.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Verordening

3.1.
De raad van de gemeente [Y] heeft in zijn openbare vergaderingen 12 december 2013 de Legesverordening 2014 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is gewijzigd bij besluit van de raad van 27 februari 2014, inwerking getreden op 9 maart 2014 en luidt, voor zover hier van belang:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
b. het verrichten van handelingen ten behoeve van een aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een reisdocument; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
(…)

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

1. De rechten worden geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in Hoofdstuk 10 van de bij deze verordening behorende en nader vastgestelde "Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen", zoals die geldt voor het betreffende belastingjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt."
3.2.
In hoofdstuk 10, paragraaf 20 van de Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen is het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:

Paragraaf 20Diversen

2013
2014
1.20.1
(…)
(…)
(…)
1.20.1.1
(…)
(…)
(…)
1.20.2
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van:
1.20.2.1
gewaarmerkte afschriften van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen, per pagina
(…)
€ 3,35
1.20.2.2
afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:
1.20.2.2.1
per pagina op papier van A4-formaat
(…)
€ 1,10

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde staat in hoger beroep het volgende vast:
4.1.
Belanghebbende heeft bij brief van 28 mei 2014 een verzoek als bedoeld in artikel 3 van de Wob ingediend bij de gemeente [Y] . In de brief is, voor zover in hoger beroep van belang, opgenomen:
"Ik verzoek u om mij toe te zenden (en zulks schriftelijk ook te besluiten):
1 de akten/besluiten van aanstelling/benoeming van de burgemeester en de gemeentesecretaris/algemeen directeur alsmede eventuele wijzigingsbesluiten.
2 de akten/besluiten van aanstelling/benoeming alsmede eventuele wijzigingsbesluiten van alle, doch maximaal 3, opsporingsambtenaren die verbonden zijn aan uw organisatie althans ten behoeve van uw organisatie werkzaam zijn.
3 de actuele akte van opsporingsbevoegdheid van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).
4 de akten/besluiten van beëdiging, zijnde de akte van eed of belofte (als bedoeld in artikel 9 BARP of vergelijkbare toepasselijke bepaling) van de(zelfde) personen bedoeld onder 2. (dus met hetzelfde maximum).
Gelieve bij uw besluit een opgave te doen van de stukken die u verstrekt, om misverstanden te voorkomen over de stukken die ik bij uw besluit dien aan te treffen.
Dit verzoek doe ik op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Als ik voor de inwilliging van dit verzoek aan u kosten verschuldigd ben, verzoek ik u mij dat en het totaalbedrag te laten weten voordat er kosten verschuldigd worden c.q. de stukken worden toegezonden. Voorts merk ik op dat op de website van de Rijksoverheid staat:
"Bij de Rijksoverheid worden voor de behandeling van Wob-verzoeken over het algemeen geen kosten in rekening gebracht.". Voor andere overheidslagen zie ik geen reden voor een verschillende behandeling wat het berekenen van kosten betreft."
4.2.
Bij brief van 18 juni 2014 is namens burgemeester en wethouders van de gemeente [Y] (hierna: B&W) aan belanghebbende, voor zover hier van belang, medegedeeld:

"Indicatie kosten

Conform onze legesverordening brengen wij kosten in rekening voor het verstrekken van kopieën. De kosten per A4 zijn EUR 1,10. Het totaalbedrag komt uit op maximaal EUR 10,00.
Graag vernemen wij van u binnen 10 dagen of u de stukken toegezonden wilt hebben tegen een vergoeding van maximaal EUR 10,00 of dat u afziet van uw verzoek om toezending van informatie."
4.3.
Belanghebbende heeft op 25 juni 2014, als reactie op de onder 3.2 vermelde brief, aan de gemeente [Y] verzocht om haar de gevraagde documenten toe te zenden.
4.4.
Bij brief van 1 juli 2014 is namens B&W het volgende, voor zover van belang, meegedeeld:

"Kosten

In onze brief met briefnummer 14.12725 hebben wij u geïnformeerd over het feit dat wij conform onze legesverordening kosten in rekening brengen voor het verstrekken van kopieën. In deze brief hebben wij u gevraagd aan te geven of u de stukken toegezonden wilt hebben tegen een maximale vergoeding van EUR 10,00 of dat u afziet van uw verzoek om toezending van informatie. In uw brief van 25 juni verzoekt u de door u gevraagde gegevens toe te sturen. In deze brief verwijst u naar onze brief met briefnummer 14.12725. Hiermee bevestigt u dat u bereid bent de kosten voor uw rekening te nemen. De kosten bedragen EUR 8,80. Hiervoor ontvangt u binnenkort een factuur.

Besluit

Wij zullen de gegevens schriftelijk verstrekken als bijlage bij deze brief. Om de kosten voor u zoveel mogelijk te beperken is gebruik gemaakt van dubbelzijdige kopieën.
Wij beschikken niet over akten van aanstelling/benoeming van opsporingsambtenaren, alsmede eventuele wijzigingsbesluiten. Wij werken met aanstellingen in algemene dienst en wij kennen een systeem van generieke functiebeschrijvingen, waarin de functie opsporingsambtenaar niet voorkomt."
4.5.
Tegen het besluit heeft belanghebbende op 25 juli 2014 een bezwaarschrift ingediend. Hierin is het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:
"Grond voor bezwaar is dat u ten onrechte de aanstellings- en wijzigingsbesluiten van de opsporingsambtenaren weigert. Immers kunnen deze wel in algemene dienst zijn aangesteld, doch zullen er van deze personen (waarvan u wel de onder 3 en 4 van het verzoek gevraagde besluiten verstrekt) evenwel aanstellings- en wijzigingsbesluiten bestaan. Voor de goede orde; er is niet gevraagd om besluiten waarin deze functie van opsporingsambtenaar staat, maar om de besluiten VAN de opsporingsambtenaren. Wie deze ambtenaren zijn, moet duidelijk zijn anders kon u de andere documenten van hen niet verstrekt hebben.
Tenzij u telefonisch wenst te horen, zoals bedoeld in Hoge Raad 11/04661, bestaat er dezerzijds geen behoefte aan een hoorzitting en (gelet op Hoge Raad 09/01089) geen behoefte aan telefonisch contact.
Gelet op het vorenstaande wordt u verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren en aan de bezwaren tegemoet te komen. Tevens verzoeken wij u om toekenning van een vergoeding voor de kosten van de proceskosten c.q. voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand."
4.6.
De heffingsambtenaar heeft bij een (aanvullend) besluit, gedagtekend 28 augustus 2014, het besluit van 1 juli 2014 heroverwogen en als volgt beslist:
"U heeft op 25 juli schriftelijk bezwaar gemaakt tegen ons besluit van 1 juli 2014, (…). Uw brief is voor ons aanleiding geweest ons besluit te heroverwegen en een aanvullend besluit te nemen. Dit aanvullende besluit en de redenen hiervoor worden in deze brief toegelicht.

Bezwaarpunt

(…)
Wij weigeren niet zo zeer gegevens te verstrekken. Wij hebben uw verzoek anders geïnterpreteerd. (…).
In uw oorspronkelijk Wob-verzoek vraagt u akten/besluiten van opsporingsambtenaren. Wij beschikken niet over besluiten voor de functie van opsporingsambtenaar. Uiteraard beschikken wij over aanstellingsbesluiten van de genoemde personen in de akten van opsporingsbevoegdheid. Deze akten sturen wij u dan ook bijgaand toe. (…).

Bezwaarschriftencommissie

Door dit aanvullende besluit wordt volledig tegemoet gekomen aan de redenen van bezwaar.
Wij gaan ervan uit daarmee dat uw bezwaarschrift afdoende behandeld is, en niet meer behandeld hoeft te worden door de bezwaarschriftencommissie. Dit betekent dat de telefonische hoorzitting die op 18 september 2014 gepland was komt te vervallen. Als u het hier niet mee eens bent wordt u in de gelegenheid gesteld opnieuw bezwaar te maken.

Kosten

De kosten voor de reeds verstrekte stukken bedragen EUR 8,00. Hier ontvangt u nog een factuur voor. De kosten voor de nu verstrekte stukken bedragen EUR 5,50. Dit betekent dat u in totaal een factuur zult ontvangen van EUR 13,50.

Proceskosten

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 7:15 Awb verstrekken wij de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vergoeding bedraagt EUR 472,-- en zal worden overgemaakt (…)."
4.7.
De heffingsambtenaar heeft, met dagtekening 29 september 2014, een aanslag leges, ten bedrage van € 13,50 opgelegd.
4.8.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 15 december 2014 is het bezwaar ongegrond verklaard.

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
In geschil is de vraag of de aanslag terecht en zo ja, tot het juiste bedrag is opgelegd. Voort is in geschil of belanghebbende terecht is veroordeeld in de (werkelijke) proceskosten van de heffingsambtenaar wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
5.2.
Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vragen ontkennend, de heffingsambtenaar daarentegen bevestigend.
5.3.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
6.1.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag leges. Belanghebbende concludeert tevens tot veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten in, naar het Hof begrijpt, beroep en hoger beroep.
6.2.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

7. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
"
Beoordeling van het geschil
Aanslag bevoegd opgelegd?
12. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en invordering van leges van de gemeente [Y] (Legesverordening) worden onder de naam “leges” rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
13. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Legesverordening worden de leges geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in Hoofdstuk 10 van de bij de bij deze verordening behorende en nader vastgestelde “Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen”, zoals die geldt voor het betreffende belastingjaar.
14. Ingevolge artikel 6 van de Legesverordening worden de leges geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een (…) nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt (…) door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekend gemaakt.
15. Ingevolge artikel 1.20.2.2.1 van de Tarieventabel gemeentelijke belastingen en heffingen 2014 bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van afschriften, doorslagen of fotokopieën van stukken, voor zover daarvoor niet elders in deze tabel of in een andere wettelijke regeling een tarief is opgenomen:
per pagina op papier van A4-formaat € 1,10.
16. [Belanghebbende] stelt dat het college de aanslag leges heeft opgelegd en niet de heffingsambtenaar en dat er sprake is van een dubbele heffing. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval, daar er één tot de gedingstukken behorende door [de heffingsambtenaar] bij wege van schriftelijke kennisgeving opgemaakte aanslag, met dagtekening 29 september 2014, tot het dossier behoort. De mededeling over de voor de toezending van kopieën verschuldigde leges in de brief van 18 juni 2014 van het college aan [belanghebbende] behelst niet meer dan een mededeling van informatieve aard. Hetzelfde geldt overigens voor de mededeling aangaande de verschuldigde leges in de brief van college van 1 juli 2014.
17. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is met het vervaardigen van kopieën van documenten en uittreksels of samenvattingen van de inhoud daarvan sprake van dienstverlening als bedoeld in artikel 229, eerste lid, letter b, van de Gemeentewet en mag een heffingsambtenaar leges in rekening brengen voor het vervaardigen van kopieën van documenten waarin de gevraagde informatie is neergelegd (zie Hoge Raad van 8 februari 2013, BZ0693). Het staat een gemeente vrij om de kosten verbonden aan het openbaar maken van stukken als gevolg van een ingewilligd Wob verzoek op grond van de Wob in rekening te brengen of te kiezen voor legesheffing door de heffingsambtenaar van de gemeente.
18. [Belanghebbende] stelt dat zij mocht vertrouwen op de juistheid van de in de brief van 18 juni 2014 vervatte mededeling van [de heffingsambtenaar] aangaande de in rekening te brengen leges en dat er volgens haar dan ook ten onrechte leges in rekening zijn gebracht voor niet gevaagde kopieën. De kosten daarvan dienen voor rekening van [de heffingsambtenaar] te blijven, daar [de heffingsambtenaar] gedwaald heeft bij de kostenopgave aan haar.
Het college heeft in een aanvullend besluit van 28 augustus 2014 aangegeven dat het verzoek van [belanghebbende] anders is geïnterpreteerd. De rechtbank is van oordeel dat de aanvankelijke interpretatie van het verzoek door het college in lijn is met de bewoording van het verzoek. Eerst nadat [belanghebbende] in haar bezwaarschrift nader had toegelicht op welke informatie haar verzoek zag, heeft het college kunnen begrijpen dat het verzoek ook zag op documenten, die eerder niet in de inwilliging van het verzoek waren betrokken. Doordat er hierdoor kopieën van eerder niet voorziene stukken, naast kopieën van de reeds verstrekte stukken, verstrekt dienden te worden, kwamen er nog kosten voor nog te verstrekken stukken bij en wel tot een bedrag van € 5,50. De uiteindelijke aanslag leges vermeldt een bedrag van € 13,50.
Aan [belanghebbende] is ondubbelzinnig meegedeeld dat de hoogte van de leges een recht evenredig verband heeft met het aantal kopieën dat moet worden gemaakt. [Belanghebbende] mocht er onder deze omstandigheden redelijkerwijs niet op vertrouwen dat openbaarmaking van de extra stukken door toezending van kopieën zou geschieden zonder dat daarvoor leges verschuldigd waren.
19. [Belanghebbende] stelt dat het tarief van € 1,10 per kopie onevenredig is ten opzichte van de kosten en derhalve te hoog is. Volgens de legesverordening bedraagt het tarief een bedrag van € 1,10 per pagina. Uit de berekening van [de heffingsambtenaar] in het verweerschrift blijkt dat de kostprijs € 1,24 per pagina bedraagt. [De heffingsambtenaar] heeft onweersproken verklaard dat een bedrag van € 1,10 per kopie in rekening is gebracht. [De heffingsambtenaar] heeft voorts verklaard dat er zoveel mogelijk dubbelzijdig wordt gekopieerd en dat er voor de meeste kopieën € 2,20 in rekening gebracht had mogen worden. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de kostprijs uiteindelijk € 0,55 per pagina bedraagt, zodat het tarief niet als extreem beschouwd kan worden. Het beroep van [belanghebbende] op dit punt kan derhalve evenmin slagen.
20. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
21. Ter zitting heeft [de heffingsambtenaar] op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een verzoek gedaan om [belanghebbende] in de kosten van [de heffingsambtenaar] te veroordelen wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding om [de heffingsambtenaar] in de proceskosten te veroordelen.
Met betrekking tot het verzoek van [de heffingsambtenaar] oordeelt de rechtbank als volgt.
De aanslag leges behelst een bedrag van € 13,50 aan leges. [Belanghebbende] heeft zich in de primaire fase uitdrukkelijk neergelegd bij het in rekening brengen van een bedrag van € 8,80 en in bezwaar is niet aangevoerd dat het door de gemeente gehanteerde tarief extreem is. Materieel gaat het dan ook om een bedrag van € 4,70.
Blijkens op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken is al eerder geprocedeerd over de vraag of dubbele legesheffing plaatsvindt in een situatie, waarin het tot beslissen op een Wob verzoek bevoegde orgaan in zijn correspondentie of besluiten informatie verstrekt over de voor dat verzoek verschuldigde leges en over de vraag of de Wob waar het gaat om kosten een lex specialis is, die legesheffing in de weg staat. Het is de rechtbank uit eigen wetenschap bekend dat een aantal van deze procedures is aangespannen door [belanghebbende], bijgestaan door de gemachtigde, die haar ook in deze procedure bijstaat. Dit gegeven, bezien in onderling verband met het zeer geringe materiële belang en hetgeen hiervoor onder 18 is overwogen, betekent dat [belanghebbende] met het instellen van beroep in dit geval naar het oordeel van de rechtbank kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht maakt. De rechtbank ziet hierin aanleiding [belanghebbende] te veroordelen in de kosten die [de heffingsambtenaar] in verband met de procedure heeft moeten maken. De rechtbank ziet voorts aanleiding [belanghebbende], die het bestreden besluit tegen beter weten in in rechte heeft aangevochten, te veroordelen in de werkelijke kosten van [de heffingsambtenaar], door de rechtbank begroot op € 750,00."

Beoordeling van het hoger beroep

Dubbele heffing
8.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat er niet alleen in de brief van de heffingsambtenaar van 29 september 2014 maar ook in de brieven van B&W van 18 juni 2014 en 1 juli 2014 (zie onder 4.2 en 4.4) sprake is van het heffen van leges en dat er dus dubbel is geheven. Het Hof volgt belanghebbende niet in dit standpunt. Op grond van artikel 6 van de Verordening worden leges geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Uit het bepaalde in artikel 231, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Gemeentewet volgt dat uitsluitend de heffingsambtenaar (“de gemeenteambtenaar belast met de heffingen van gemeentelijke belastingen”) tot het heffen van leges bevoegd is. Het een en ander laat geen andere conclusie toe dan dat uitsluitend de door de heffingsambtenaar verzonden brief met dagtekening 29 september 2014 als schriftelijke kennisgeving van het de gevorderde leges kan worden aangemerkt. De brieven van 18 juni 2014 en 1 juli 2014 zijn enkel bedoeld om belanghebbende te informeren over de hoogte van de leges die zij bij het in behandeling nemen van haar verzoek verschuldigd is.
Leges voor kopieën
8.2.
In zijn arrest van 8 februari 2013, nr. 12/00529, ECLI:NL:HR:2013:BZ0693, overweegt de Hoge Raad:
"Een bestuursorgaan dat uitvoering geeft aan een ingewilligd Wob-verzoek door het vervaardigen van kopieën van documenten en uittreksels of samenvattingen van de inhoud daarvan, mag aan de verzoeker de kosten daarvan in rekening brengen. Ook al is met de openbaarmaking van de verzochte gegevens eerst en vooral het algemeen belang gediend, met de vorm waarin de gegevens aan de verzoeker worden verstrekt is immers in het bijzonder een particulier belang gediend. In zoverre is wel sprake van dienstverlening als bedoeld in artikel 229, lid 1, letter b, van de Gemeentewet."
Anders dan belanghebbende meent is het de gemeente dus toegestaan leges te heffen als vergoeding van de kosten van het naar aanleiding van een Wob-verzoek verstrekken van kopieën van documenten. Hieraan staat niet in de weg dat in artikel 12 van de Wob slechts wordt gesproken van het in rekening brengen van – kort gezegd – kopieerkosten door de centrale overheid.
Vertrouwensbeginsel
8.3.
Belanghebbende doet een beroep op het vertrouwensbeginsel en stelt dat zij mocht uitgaan van het bedrag aan leges van € 8,80, zoals vermeld in de brief van 1 juli 2014. Volgens vaste jurisprudentie is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend.
8.3.1.
In de brief van 18 juni 2014 staat onder meer:
“Conform onze legesverordening brengen wij kosten in rekening voor het verstrekken van kopieën. De kosten per A4 zijn EUR 1,10. Het totaalbedrag komt uit op maximaal EUR 10,00”. Deze mededeling kan naar het oordeel van het Hof niet worden opgevat als een toezegging over de hoogte van de verschuldigde leges. Zij is niet meer dan een voorlopige schatting van de te in rekening te brengen kosten. In de brief van 1 juli 2014 wordt duidelijk dat de kosten van het vervaardigen van de gevraagde kopieën € 8,80 bedragen, met dien verstande dat in dat bedrag niet de kosten van het kopiëren van de onder 2 van het verzoek genoemde akten van aanstelling/benoeming van opsporingsambtenaren zijn begrepen. De stelling van belanghebbende dat zij er op mocht vertrouwen dat de kopieerkosten voor haar in totaal niet hoger zouden zijn dan
€ 8,80 faalt omdat de brief van 1 juli 2014 er geen twijfel over laat bestaan dat de daarin genoemde kosten van € 8,80 niet zien op het gehele verzoek van belanghebbende maar op een deel daarvan.
Tarief
8.4.
Met de rechtbank is het Hof is van oordeel dat het in rekening gebrachte tarief van
€ 1,10 per pagina op papier van A4-formaat (zie onder 3.2) niet onevenredig hoog is. Dit oordeel berust op de door de rechtbank in onderdeel 19 van haar uitspraak vermelde gronden, welke het Hof tot de zijne maakt.
In rekening gebrachte kopieën
8.5.
Belanghebbende stelt dat haar ook niet gevraagde kopieën in rekening zijn gebracht. Naar het oordeel van het Hof faalt deze grief. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente bij het toezenden en in rekening brengen van kopieën de grenzen van het in algemene bewoordingen gestelde verzoek van belanghebbende te buiten is gegaan
.
Kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht
8.6.
De rechtbank heeft belanghebbende veroordeeld in de (werkelijke) proceskosten van de heffingsambtenaar. Hiertegen komt belanghebbende op in hoger beroep. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
In artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Awb is bepaald dat een natuurlijk persoon slechts in de proceskosten veroordeeld kan worden in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht is sprake als op grond van bijzondere omstandigheden kan worden vastgesteld dat ten tijde van het instellen van beroep voor de belanghebbende evident was dat van het beroep geen positief resultaat was te verwachten (vergelijk onder meer ABRvS 20 juli 2011, nr. 201011422/1/H1, ECLI:NL:RVS:2011:BR2299). Het Hof ziet geen aanleiding voor het oordeel dat dit in deze procedure voor belanghebbende bij voorbaat duidelijk was. Belanghebbende had het recht haar grieven tegen het gevorderde legesbedrag aan rechter voor te leggen. Dat het financiële belang gering is, doet aan dit recht niet af. Bovendien kan niet gezegd worden dat de grieven van belanghebbende van elke redelijk grond waren ontbloot. Voor een veroordeling in de proceskosten van de heffingsambtenaar ten laste van belanghebbende bestaat dan ook geen aanleiding.
Slotsom
8.7.
Gelet op hetgeen is overwogen onder 8.6 is het hoger beroep gegrond en zal het Hof beslissen zoals hierna is vermeld.

Proceskosten

9.1.
Het Hof acht termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.488 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek à € 496 per punt x 1 (gewicht van de zaak)) en voor het Hof (1 punt voor het indienen van een hogerberoepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek à € 496 per punt x 1 (gewicht van de zaak)). Voor een hogere vergoeding acht het Hof geen termen aanwezig.
9.2.
Voorts dient aan belanghebbende het voor de behandeling voor de rechtbank gestorte griffierecht van € 45, alsmede het voor de behandeling in hoger beroep gestorte griffierecht van € 123 te worden vergoed.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het de veroordeling van belanghebbende in de proceskosten van de heffingsambtenaar betreft;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1.488;
  • gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 168 aan griffie-recht te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.J.J. Engel, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. A.H.N. Stollenwerck, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A. Brits. De beslissing is op 22 juni 2016 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak door het oudste lid van de belastingkamer ondertekend.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.