ECLI:NL:GHDHA:2016:1843

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
BK-15/00333
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges opgelegd voor verstrekking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om een geschil over de hoogte van een aanslag leges die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Hillegom. De aanslag van € 4,- was het gevolg van een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarbij zestien kopieën zijn verstrekt. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar afgewezen. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 maart 2016 zijn partijen niet verschenen, maar hebben zij schriftelijk laten weten niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Het Hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de stukken van het geding en de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het geschil in hoger beroep betreft de vraag of de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd en of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten van het bezwaar.

Het Hof oordeelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente bij het verstrekken van de kopieën de grenzen van het verzoek heeft overschreden. De leges zijn volgens het Hof niet te hoog vastgesteld. Ook het verzoek om een kostenvergoeding voor het bezwaar wordt afgewezen, omdat de aanslag niet is herroepen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de leges correct waren vastgesteld en dat er geen recht op vergoeding van proceskosten bestond. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00333

Uitspraak d.d. 22 juni 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hillegom, de heffingsambtenaar,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 april 2015, nummer SGR 14/11258, betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.

Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Bij schriftelijke kennisgeving van 1 juli 2014 zijn van belanghebbende leges ten bedrage van € 4 gevorderd (hierna: de aanslag). De aanslag is opgelegd ter zake van het verstrekken van zestien kopieën in het kader van een verzoek op grond van artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 45.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 123. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 16 maart 2016, gehouden te Den Haag. Partijen zijn niet verschenen. Partijen, die elk door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 14 januari 2016, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip zijn uitgenodigd om op de zitting te verschijnen, hebben beide schriftelijk bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn en hebben daarbij niet om uitstel van de zitting verzocht.

Vaststaande feiten

3. Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde gaat het Hof in hoger beroep uit van de door de rechtbank onder 1 tot en met 3 van haar uitspraak vermelde feiten:
"1. Bij brief van 28 mei 2014 heeft [belanghebbende] een verzoek om informatie ingediend op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob). In het kader van dit verzoek heeft het college van burgemeester en wethouders aan [belanghebbende] zestien kopieën verstrekt.
2. Bij nota van 1 juli 2014 is aan [belanghebbende] een bedrag van € 4,- aan leges in rekening gebracht voor het verstrekken van de voormelde kopieën.
3. [Belanghebbende] heeft bij brief van 17 juli 2014 tegen de heffing van leges bezwaar gemaakt en verzocht om toekenning van een proceskostenvergoeding. Het bezwaar is bij besluit van de heffingsambtenaar van 18 november 2014 afgewezen."

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In geschil is of aan belanghebbende de aanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten van het bezwaar.
4.2.
Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vraag bevestigend, de heffingsambtenaar daarentegen ontkennend.
4.3.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Conclusies van partijen

5.1.
Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vermindering van de in rekening gebrachte leges en toekenning van een kostenvergoeding voor bezwaar.
5.2.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, overwogen:
"
Beoordeling van het geschil
10. Bij brief van 26 juni 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het College) aan [belanghebbende] meegedeeld dat er in totaal zestien pagina’s zullen worden verstrekt en dat de kosten in totaal € 4,00 bedragen (16 pagina’s x € 0,25).
11. [Belanghebbende] heeft hiermee ingestemd blijkens haar brief van 28 juni 2014. De grief van [belanghebbende] dat [de heffingsambtenaar] haar meer documenten heeft verstrekt dan waar zij om heeft gevraagd treft geen doel. De in de uitspraak op bezwaar onder 7 en 8 genoemde documenten zijn vermeld in de hiervoor vermelde brief en die onder 9 en 10 hangen samen met de in de brief genoemde documenten. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag aan leges niet te hoog is vastgesteld. Gelet hierop is het beroep ongegrond verklaard.
12. [Belanghebbende] is voorts van mening dat zij recht heeft op een vergoeding van de kosten van het bezwaar nu volgens haar sprake is van een onrechtmatig besluit, ook al is dit besluit niet vernietigd. Dit betoog gaat eraan voorbij dat een proceskostenvergoeding alleen wordt toegekend indien een besluit wordt herroepen als gevolg van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nu het besluit niet is herroepen, heeft [belanghebbende] reeds daarom geen recht op een vergoeding van de kosten van het bezwaar.
13. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding."

Beoordeling van het hoger beroep

7.1.
Belanghebbende betoogt dat ook niet gevraagde kopieën in rekening zijn gebracht waardoor een te hoog bedrag aan leges is geheven. Hierin volgt het Hof belanghebbende niet. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente bij het toezenden en in rekening brengen van kopieën de grenzen van het in algemene bewoordingen gestelde verzoek van belanghebbende te buiten is gegaan. Het bedrag aan leges is derhalve niet te hoog vastgesteld.
7.2.
Belanghebbende betoogt verder dat, naar het Hof begrijpt, het besluit van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van 26 juni 2014, dan wel van 1 juli 2014 is herroepen door de uitspraak op bezwaar van 18 november 2014 van de heffingsambtenaar en dat zij daarom recht heeft op vergoeding van de kosten van de bezwaarschriftprocedure. Ook deze grief faalt. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt alleen een kostenvergoeding toegekend voor zover het bestreden besluit (lees: de aanslag) wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Nu de heffingsambtenaar bij de uitspraak op bezwaar de aanslag niet heeft herroepen, behoefde hij de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bewaar heeft gemaakt niet te vergoeden. In de omstandigheid dat het college, voorafgaande aan de aanslagoplegging, belanghebbende heeft geïnformeerd over de leges die zij bij het in behandeling nemen van haar verzoek verschuldigd is, behoefde de heffingsambtenaar evenmin aanleiding te vinden aan belanghebbende een vergoeding van in bezwaar gemaakte kosten toe te kennen. Dit klemt te meer omdat het door het college genoemde bedrag van € 4 niet afwijkt van het door de heffingsambtenaar geheven en in de uitspraak op bezwaar gehandhaafde bedrag.

Proceskosten

8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.J.J. Engel, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. A.H.N. Stollenwerck, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.A. Brits. De beslissing is op 22 juni 2016 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak door het oudste lid van de belastingkamer ondertekend.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.