ECLI:NL:GHDHA:2016:1870

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
28 juni 2016
Zaaknummer
2200253715
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak en strafoplegging in strafzaak met valsheid in geschrifte en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 juni 2015. De verdachte, geboren in Indonesië in 1956, was in eerste aanleg vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 189 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken in eerste aanleg, op basis van artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, waartegen geen hoger beroep openstaat.

Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden zouden vervallen, en het hof volgde dit advies. Het hof oordeelde dat de verdachte geen hulp meer nodig had en niet meer wilde meewerken aan een behandeling, waardoor de bijzondere voorwaarden niet langer noodzakelijk werden geacht.

De zaak betrof onder andere valsheid in geschrifte en diefstal, waarbij de verdachte beschuldigd werd van het vervalsen van documenten en het wederrechtelijk toe-eigenen van goederen. Het hof heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen, evenals de adviezen van reclassering en deskundigen, voordat het tot zijn beslissing kwam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002537-15
Parketnummer(s): 09-852043-14
Datum uitspraak: 17 juni 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 juni 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Indonesië) op [dag] 1956,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de op te leggen straf. Naar mening van de advocaat-generaal kunnen de door de rechtbank aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf verbonden bijzondere voorwaarden komen te vervallen. Wel acht de advocaat-generaal een verplicht reclasseringscontact noodzakelijk.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 (partieel), 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 eerste en tweede cumulatief, 3 primair en 4 eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 189 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de straf zijn algemene en bijzondere voorwaarden verbonden zoals nader in het vonnis waarvan beroep omschreven. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en is er beslist omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen en de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 5, 6 en 7 was ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 december 2012 tot en met 14 februari 2013 te Naaldwijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland:
- twee, althans een emailbericht aan [organisatie] d.d. 31 december 2012 en d.d. 30 januari 2013 en/of 1 februari 2013 met daarin het verzoek om mevrouw [verdachte]/een persoon mee te verzekeren op de basisverzekering van
[persoon 1] (p. 139 en p. 380 dossier [persoon 1]) en/of
- een emailbericht aan Digid d.d. 31 januari 2013 inhoudende de aanvraag van een nieuw Digid account op naam van [persoon 1] (p. 501-503 en 138 dossier [persoon 1]) en/of
- een schuldbekentenis van [persoon 1] aan verdachte d.d. november 2012 (p.303 dossier [persoon 1]) en/of
- een brief van [persoon 1] aan verdachte d.d. 27 december 2012 (p. 303 dossier [persoon 1]) en/of
- een brief van [persoon 1] aan verdachte en anderen d.d. 21 januari 2013 (p. 304 dossier [persoon 1]) en/of
- een testamentbrief van [persoon 1] aan verdachte d.d. 17 januari 2013 (p. 305 dossier [persoon 1])
zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte toen en daar valselijk (telkens) dat emailbericht en/of die schuldbekentenis en/of die brieven opgesteld als ware deze geschreven door [persoon 1] en ondertekend met de naam van [persoon 1] en/of een handtekening die moest doorgaan voor die van die [persoon 1], zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2:
zij in of omstreeks de periode van 25 januari 2013 tot en met 1 februari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een televisie en/of één of meer bescheiden en/of een paspoort op naam van [persoon 1] uit perceel [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (de erven van) [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
en
zij in of omstreeks de periode van 25 januari 2013 tot en met 1 maart 2013 te ’s-Gravenhage althans te Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een paspoort op naam van
[persoon 1], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten bewaring onder zich had, wederrechtelijk heeft toegeëigend;
3:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2013 tot en met 14 augustus 2013 te Wateringen, gemeente Westland en/of 's-Gravenhage en/of Rotterdam en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar bereik te hebben gebracht door geld op te nemen uit geldautomaten en/of te betalen via betaalautomaten ten laste van de bankrekening van voornoemde [persoon 2] met gebruikmaking van de pinpas en de daarbij behorende pincode van die [persoon 2] zonder dat zij daartoe gerechtigd was;
Althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen (subsidiair) dat
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2-13 tot en met 18 augustus 2013 te Wateringen, gemeente Westland en/of te Naaldwijk en/of te Rotterdam en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, meermalen in ieder geval eenmaal (een) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke geldbedrag(en) verdachte (telkens) als (financieel) belangenbehartiger en/of bewaring, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4:
zij in of omstreeks 1 december 2012 tot en met 14 februari 2013 te Wateringen, gemeente Westland, in elk geval in Nederland (telkens) een brief d.d. 18 augustus 2013 aan Reaal Verzekeringen waarin [persoon 2] verklaart dat de begunstigde van al zijn (levens)verzekeringen wordt veranderd in [verdachte], - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte toen en daar (telkens) valselijk deze brief opgesteld alsware deze geschreven door voornoemde [persoon 2] en/of deze brief ondertekend met een handtekening die door moest gaan voor de handtekening van die [persoon 2], zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en
zij in of omstreeks 1 mei 2013 tot en met 20 augustus 2013 te Wateringen, gemeente Westland, in elk geval in Nederland (telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) een brief, d.d. 18 augustus 2013 aan Reaal Verzekeringen waarin [persoon 2] verklaart dat de begunstigde van al zijn(levens)verzekeringen wordt veranderd in [verdachte], - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen – als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat zij, verdachte, en/of haar medeverdachte(n) die brief heeft doen toekomen aan de verzekeraar (Reaal) ter wijziging van de begunstiging van en of meer verzekeringen en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben doen voorkomen dat de voormelde brief was opgemaakt door [persoon 2].
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de in eerste aanleg bij het voorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf bepaalde bijzondere voorwaarden en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof (onder meer) kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 5 juni 2014, opgesteld door [naam], het Pro Justitia rapport d.d. 18 augustus 2014, opgesteld door R.A.R. Bullens en het Pro Justitia rapport d.d. 14 januari 2015, opgesteld door drs. B.Y. van Toorn.
Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen door en namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoon van de verdachte.
Het hof ziet, mede gelet op het advies zoals verwoord in bovengenoemd rapport van Van Toorn, die een behandeltraject niet aangewezen acht en gelet op het tijdsverloop, geen aanleiding meer om de verdachte enige bijzondere voorwaarde op te leggen. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte, anders dan in eerste aanleg, te kennen heeft gegeven geen hulp meer nodig te hebben en niet meer mee te willen werken aan een behandeling.
Het hof is derhalve van oordeel dat de door de rechtbank in eerste aanleg opgelegde bijzondere voorwaarden kunnen komen te vervallen en dat kan worden volstaan met de algemene voorwaarden zoals deze in het vonnis waarvan beroep zijn omschreven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 225, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 5, 6 en 7 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bij de strafoplegging opgelegde bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor overwogen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. E. van Die, mr. H.C. Plugge en mr. C.G.M. van Rijnberk, in bijzijn van de griffier mr. C.B. Jans.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 juni 2016.