[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1969,
adres: [adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Haaglanden - HvB Zoetermeer te Zoetermeer
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
11 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte, na voeging ter terechtzitting van beide bij afzonderlijke dagvaarding aangebrachte zaken ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-042828-15 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken. Ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 3 ten laste gelegde is aan de verdachte ingevolge artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opgelegd. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, alsmede omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Waar hierna wordt gesproken van zaken met onderscheiden parketnummers is dat een administratieve aanduiding, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan hetgeen rechtens volgt uit de ter terechtzitting in eerste aanleg bevolen voeging van die zaken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-051420-15:
1
hij op of omstreeks 27 augustus 2014 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop opzettelijk en wederrechtelijk een ruit met (glas)folie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Den Haag, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door de folie van die ruit er af te halen;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2014 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam]], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, Hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 27 augustus 2014 te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, op en of aan de openbare weg, de Molenkade, inbrekerswerktuigen (te weten onder andere twee, althans één of meer koevoet(s) en/of (een) schroevendraaier(s) en/of een pijpentang en/of (een) steeksleutel(s) en/of een hamer en/of een mes en/of een beitel en/of een nijptang en/of handschoen(en) en/of sleutel(s) heeft vervoerd en/of bij zich heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-042828-15 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2014 te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf, althans een emmer(s) latex en/of drie, althans een emmer(s) voorstrijkmiddel en/of een gereedschapskoffer en/of een slagmoersleutel en/of een luchtratelset en/of een boormachine en/of een vreesmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam]], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn overgelegde aan het proces-verbaal gehechte pleitnota – op het standpunt gesteld dat de verdachte van de in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten behoort te worden vrijgesproken, aangezien onvoldoende wettig bewijs voorhanden is, nu een deel van het bewijsmateriaal van het bewijs dient te worden uitgesloten omdat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek die zulks rechtvaardigen.
Daartoe is aangevoerd dat het van het bewijs uit te sluiten bewijsmateriaal is voortgevloeid uit een onrechtmatige doorzoeking ter inbeslagneming van de auto.
Deze stelling is allereerst onderbouwd met het betoog dat
voorafgaand aan de doorzoeking van de auto aan de verdachte is gevraagd of deze spullen in zijn auto had liggen die hij niet bij zich mocht hebben alsmede of de politie in zijn auto mocht kijken, terwijl aan deze beide vragen ten onrechte niet de cautie vooraf is gegaan. Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte geen toestemming voor onderzoek in de auto heeft verleend alsmede dat voor de politie de bevoegdheid ontbrak om tot dat onderzoek zonder die toestemming over te gaan.
Daarnaast is aangevoerd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is geweest, nu die het gevolg was van onregelmatigheden door de politie.
Het hof stelt voorop dat de aandacht van de politie op verdachte werd gevestigd door de melding van een buurtbewoner dat in de omgeving van diens woning een aan merk en kenteken herkende auto (hierna: “de Mercedes”) rondreed, waaromtrent in die buurt was gewaarschuwd dat deze in verband stond met diverse inbraken en wegnemingen in die buurt. Bovendien was de ter plaatse gegane opsporingsambtenaren bekend dat het kenteken van de Mercedes stond op naam van de echtgenote van [verdachte], van wie hun bekend was dat deze zich bezig hield met bedrijfsinbraken en insluipingen in bedrijven alsmede dat hij gebruik maakt van de auto van zijn vrouw. De aanrijdende politie werd door de melder op de hoogte gehouden van de positie van de Mercedes. Ter plaatse werd de politie aangesproken door de melder, [melder], over waar hij de desbetreffende auto naar toe had zien gaan. Blijkens de door deze [melder] afgelegde getuigenverklaring had hij kort voordat hij de politie aansprak de bestuurder van de desbetreffende auto zien proberen het cijferslot op de deur welke toegang geeft tot de werkruimte van [persoon 1] te openen. Het komt het hof aannemelijk voor dat [melder] deze waarneming uiterlijk bij het aanspreken van de politie aan dezen heeft gemeld. Het hof ziet zich in die aanname bevestigd door de verwijzing die de opsporingsambtenaren [A] en [B] in hun proces-verbaal van bevindingen naar deze getuigenverklaring hebben opgenomen en de plaats in hun relaas waar zulks is geschied. Daarop werd de Mercedes aangetroffen op een erf voor een loods, met de ambtshalve herkende [verdachte] als bestuurder.
Vervolgens heeft de politie verdachte gevraagd wat hij op dit erf deed (welke vraag de verdachte beantwoordde) en of hij nog spullen in zijn auto had liggen die hij niet bij zich mocht hebben en of de politie even mocht kijken, waarop de verdachte antwoordde dat hij gereedschap in de kofferbak van zijn auto had liggen.
Nadat vervolgens bij kijken in het voertuig meerdere gereedschappen werden aangetroffen en van de verdachte een legitimatiebewijs was verkregen dat een ongeldig verklaard rijbewijs bleek te zijn, is de verdachte aangehouden wegens zowel handelen in strijd met artikel 2.44, eerste lid van de algemene plaatselijke verordening, als rijden tijdens de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Het hof is gelet op voormelde feiten en omstandigheden met de verdediging van oordeel dat er jegens de verdachte op het moment dat hem voornoemde vragen werden gesteld sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan poging tot diefstal, althans aan strafbaar handelen gericht op diefstal. Genoemde vragen kunnen dan ook niet anders worden opgevat dan als vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdacht aangemerkt persoon betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd strafbaar feit en derhalve als verhoor in de zin van artikel 29, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, zodat met het achterwege laten van de cautie sprake is van een onherstelbaar verzuim van een vormvoorschrift. Het hof constateert evenwel dat uit dit vormverzuim geen bewijsmateriaal is voortgevloeid. Niet direct, omdat verdachte geen voor zichzelf belastende verklaring heeft afgelegd en ook niet indirect, omdat diens uitlatingen niet moeten worden geacht te hebben bijgedragen aan de bevoegdheden van welke de toepassing heeft geleid tot het verkrijgen van bewijsmateriaal. In verband met dit laatste verwijst het hof naar de inmiddels gerezen verdenking van een misdrijf als omschreven in art. 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering, zodat de auto op voet van het bepaalde in artikel 96b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ter inbeslagname mocht worden doorzocht, zoals is geschied. Dit brengt mee dat het hof het standpunt van de verdediging dat het onderzoek in de auto onrechtmatig was niet deelt en daarmee het tot bewijsuitsluiting strekkende verweer verwerpt.
Het hof verwerpt eveneens dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was. Deze aanhouding is geschied na het aantreffen van de als inbrekerswerktuigen aangemerkte voorwerpen en nadat verdachte zich ter legitimatie had bediend van het ongeldig verklaarde rijbewijs. Dat de politie de verdachte reeds ambtshalve had herkend doet er niet aan af dat het redelijk kan zijn om desondanks een identiteitsbewijs ter inzage te vragen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep voorts nog betoogd dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 3 ten laste gelegde, aangezien de gereedschappen die de verdachte in zijn auto vervoerde geen inbrekerswerktuigen betroffen als bedoeld in artikel 2:44, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Nieuwkoop.
Het hof overweegt dienaangaande dat de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden – meer in het bijzonder dat de gereedschappen zijn aangetroffen in de auto van de verdachte, dat het verbalisanten ambtshalve bekend was dat de verdachte zich bezighield met bedrijfsinbraken en insluipingen bij bedrijven en dat de getuige [melder] had gezien dat de verdachte meerdere erven opreed en dat de verdachte het cijferslot aan de deur van de kwekerij van Vis probeerde te openen - naar ’s hofs oordeel de conclusie rechtvaardigen dat in casu sprake is van gereedschappen die waren bestemd om de verdachte onrechtmatig toegang tot gebouwen of erven te verschaffen als bedoeld in voormelde APV bepaling.
Het hof verwerpt ook dit verweer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09-042828-15 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-051420-15:
1.
hij op
of omstreeks27 augustus 2014 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit met (glas)folie,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Politie Den Haag,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor de folie van die ruit
eraf te halen;
2.
hij op
of omstreeks27 augustus 2014 te Ter Aar, gemeente Nieuwkoop, opzettelijk beledigend
(een
)ambtena
(a
)r
(en), te weten [naam]], gedurende en
/ofter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, Hoofdagent van politie Eenheid Den Haag, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerlijers"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks27 augustus 2014 te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, op en
ofaan de openbare weg, de Molenkade, inbrekerswerktuigen (te weten onder andere twee
, althans één of meerkoevoetenen
/of (een
)schroevendraaier
(s)en
/ofeen pijpentang en
/of (een) steeksleutel(s) en/ofeen hamer en
/ofeen mes en
/ofeen beitel en
/of een nijptang en/ofhandschoen
(en)
en/of sleutel(s)heeft vervoerd en
/ofbij zich heeft gehad;
Zaak met parketnummer 09-042828-15 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks10 juli 2014 te Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vijf
, althans eenemmer
(s
)latex en
/ofdrie
, althans eenemmer
(s
)voorstrijkmiddel
en/of een gereedschapskoffer en/of een slagmoersleutel en/of een luchtratelset en/of een boormachine en/of een vreesmachine , in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [naam]]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven – betoogd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 09-042828-15 ten laste gelegde diefstal, mede gelet op de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan het volgende worden vastgesteld.
De aangever heeft aangifte gedaan van diefstal van diverse goederen, waaronder van vijf emmers latex en drie emmers voorstrijkmiddel. Blijkens de verklaring van aangever is op de camerabeelden te zien dat op 10 juli 2014, omstreeks 11:30 uur, een personenauto van het merk Mercedes, voorzien van kenteken [kenteken], via de oprit richting de loods van aangever is gereden. De bestuurder was de enige persoon in de auto. De verdachte heeft zichzelf herkend als de persoon op de camerabeelden.
Om 12:03 uur rijdt de personenauto wederom de op/afrit op. Door het achterraam van de auto zijn op dat moment oranje deksels zichtbaar, die door aangever worden herkend als de deksels van de emmers voorstrijkmiddel. Deze oranje deksels waren eerder, op het moment dat de personenauto het terrein op kwam rijden, niet zichtbaar.
Naar het oordeel van het hof is de door de verdachte afgelegde verklaring, inhoudende dat hij de emmers latex achter de loods van aangever heeft gekocht van een zich daar toevalligerwijs bevindende Pool, volstrekt onaannemelijk en moet er op grond van voornoemde feiten en omstandigheden van worden uitgegaan dat de verdachte de emmers latex en het voorstrijkmiddel heeft weggenomen zoals is bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Het in de zaak met parketnummer 09-051420-15 onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 2:44, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Nieuwkoop 2012.
Het in de zaak met parketnummer 09-042828-15 bewezen verklaarde levert op: