ECLI:NL:GHDHA:2016:2080

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
22-001690-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door twee of meer verenigde personen met gevangenisstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Roemenië, was beschuldigd van winkeldiefstal samen met een medeverdachte. De tenlastelegging betrof het stelen van een aantal dozen OB Tampons uit de winkel van ETOS B.V. te 's-Gravenhage op 10 april 2015. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, maar tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal, onder andere door camerabeelden die de samenwerking tussen de verdachten aantonen. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte gezamenlijk handelingen hebben verricht die duiden op medeplegen van de diefstal.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 week. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001690-15
Parketnummer: 09-817938-15
Datum uitspraak: 12 mei 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 13 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (Roemenië) op
[dag] 1988,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 april 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 dagen, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (groot) aantal dozen OB Tampons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ETOS B.V. (vestiging Hollands Spoor), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks10 april 2015 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander
of anderen althans alleenmet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(groot)aantal dozen OB Tampons,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan ETOS B.V. (vestiging Hollands Spoor)
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Het hof gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken – waaronder de camerabeelden welke op de terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken - uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 10 april 2015 om 18.17.01 uur lopen de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk de winkel Etos, gelegen aan het Stationsplein 34 te Den Haag, binnen. [verdachte] pakt een winkelmandje. [medeverdachte] en [verdachte] lopen vervolgens samen rond in de winkel en kijken samen naar artikelen. Ze lopen vervolgens naar het schap waarin, gelet op hetgeen later in de rugzak van [medeverdachte] is aangetroffen, kennelijk doosjes tampons liggen. [verdachte] zet het mandje voor dit schap neer. [medeverdachte] bukt vervolgens gedurende een aantal seconden in de richting van het schap. [verdachte] staat op dat moment naast [medeverdachte] en kijkt in het rond. [verdachte] en [medeverdachte] lopen vervolgens heen en weer in de winkel en lopen daarna terug naar het schap waar de doosjes tampons liggen. [medeverdachte] doet vervolgens zijn rugtas af, gaat op zijn hurken zitten en maakt gedurende ongeveer 30 seconden bewegingen met zijn arm - kennelijk om doosjes met tampons in de rugtas te stoppen. [verdachte] staat naast [medeverdachte] en kijkt om zich heen, bukt een aantal keer en maakt hierbij eveneens bewegingen met zijn arm. Het hof interpreteert die bewegingen aldus dat kennelijk ook [verdachte] op dat moment doosjes tampons in de rugzak stopt. Naar het oordeel van het hof hebben dus beide verdachten doosjes tampons in de rugzak gestopt.
[medeverdachte] gaat om 18.19.45 uur weer staan en doet de rugtas om. Om 18.19.52 lopen [medeverdachte] en [verdachte] gezamenlijk – in een normaal tempo – zonder af te rekenen de winkel uit. Vervolgens worden [medeverdachte] en [verdachte] aangehouden met een rugtas met daarin doosjes tampons. [medeverdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg erkend dat hij de tampons heeft gestolen en dat hij toen samen met [verdachte] in de winkel was.
De verklaring die [verdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd is naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig wat betreft zijn opmerking dat “hij alleen maar gekeken heeft”, en kennelijk leugenachtig wat betreft zijn opmerking dat “hij in paniek naar buiten is gerend”. Uit de camerabeelden blijkt immers dat van een naar buiten rennen door [verdachte] geen sprake is, maar dat hij samen met [medeverdachte] in een normaal tempo de winkel verlaat. De verklaring die [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg heeft afgelegd, inhoudende dat [verdachte] niets heeft gedaan, acht het hof ongeloofwaardig gelet op hetgeen op de camerabeelden te zien is.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat met betrekking tot de tenlastegelegde diefstal van tampons beide verdachten uitvoeringshandelingen hebben verricht en dat er in de winkel sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat van medeplegen gesproken dient te worden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit betreft een ergerlijk feit dat doorgaans naast financiële schade voor de betreffende winkelier ook overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 april 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. R.F. de Knoop,
mr. N. Schaar en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2016.