Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
4) en 6 april 2016.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij samen met een medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd een slachtoffer van het leven te beroven door op hem te schieten. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet als medepleger van het schieten kan worden aangemerkt. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte verschilden aanzienlijk van die van het slachtoffer, waardoor het hof niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen welke lezing van de feiten juist was. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het schieten, en sprak hem vrij van de tenlastelegging.
De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding had geëist, werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. Het hof heeft ook bepaald dat de kosten voor zowel de verdachte als de benadeelde partij voor eigen rekening komen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is bij vervroeging uitgesproken op de openbare terechtzitting.