Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 16 februari 2016
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
2. [naam],
3. [naam]
tezamen te noemen [X] c.s. (meervoud),
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
2.1. [X] is indirect bestuurder van het [Z], dat op diverse vestigingen in Rotterdam kamers verhuurt. In dit geding gaat het om de vestiging aan de [adres], alwaar in de relevante periode 1999 tot en met 2004 vier kamers voor de verhuur beschikbaar waren en alwaar [X] en zijn vrouw [Y] ook woonden.
2.2 Medio 2004 is de Afdeling Bijzondere Onderzoeken van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Gemeente (hierna: SoZaWe) een onderzoek gestart naar het adres [adres] (hierna ook: het adres) dat door vele tientallen verzoekers om een uitkering (hierna ook: klanten) bij SoZaWe als woonadres werd opgegeven. Achtergrond hiervan was met name het gegeven dat klanten van SoZaWe in de regel een vaste woonplaats (in de zin van artikel 1:10 BW) moeten hebben om voor een uitkering in aanmerking te komen en dat de verdenking was ontstaan dat het adres louter een ‘postadres’ was, omdat de klanten daar niet werkelijk woonden. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een onderzoeksrapport Project [X] (hierna: rapport [X]) van 29 juni 2005. Vervolgens is een strafrechtelijke vervolging in gang gezet, waarbij [X] en [Y] in eerste aanleg zijn veroordeeld wegens betrokkenheid bij steunfraude. In hoger beroep zijn zij hiervan vrijgesproken bij arresten van 28 november 2012. Deze arresten zijn inmiddels onherroepelijk.
2.3 Bij inleidende dagvaarding van 24 oktober 2005 heeft de Gemeente de onderhavige civiele vordering tegen [X] c.s. ingesteld, waarbij zij schadevergoeding heeft gevorderd wegens onrechtmatig handelen van [X] c.s.. Dit onrechtmatig handelen bestond zakelijk weergegeven, aldus de Gemeente, hierin dat [X] c.s. op het adres [adres] willens en wetens tegen betaling postadressen ter beschikking hebben gesteld aan een aantal met name genoemde klanten van SoZaWe zonder dat deze klanten op het adres woonden. [X] c.s. wisten toen echter, althans behoorden te weten, dat die personen een bijstandsuitkering aanvroegen (en verkregen) alsof ze wel degelijk op het adres woonachtig waren. [X] c.s. hebben hierdoor niet alleen gelegenheid verschaft tot het aanvragen van een bijstandsuitkering op basis van onjuiste gegevens, maar zij hebben vervolgens ook actief meegewerkt aan het in stand houden en voortzetten van de misleiding van SoZaWe. Hierdoor heeft de Gemeente schade geleden, welke zij na vermindering van eis heeft becijferd op een bedrag van in hoofdsom € 238.741,38 (productie 41 bij conclusie na enquête tevens houdende vermindering van eis van 30 april 2014). De Gemeente heeft uiteindelijk dit bedrag gevorderd, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten, beslag- en proceskosten.
2.4 De rechtbank heeft deze vordering (in conventie), na het horen van door de Gemeente voorgebrachte getuigen – [X] c.s. hebben daarbij afgezien van contra-enquête – bij eindvonnis van 26 november 2014 toegewezen. De (reconventionele) vordering van [X] c.s. strekkende tot schadevergoeding wegens door de Gemeente gelegde beslagen en tot opheffing van de resterende beslagen, heeft de rechtbank daarbij afgewezen.
Beoordeling van het hoger beroepDe vordering van de Gemeente (in conventie)Het gestelde onrechtmatig handelen van [X] c.s.
a) het (niet volledig overgelegde) rapport [X] (productie 2 conclusie van
repliek),
b) gedeelten van het strafdossier, proces-verbaal nummer 00436/2005 (productie 3
conclusie van repliek),
c) het proces-verbaal van strafrechtelijk verhoor [Y] van 21 april 2006 (productie
4 conclusie van repliek),
d) de (samenvattingen van) verklaringen van diverse klanten in rapport
[X] dan wel het strafdossier onder de volgende productienummers bij
conclusie van repliek:
5. [naam] (rapport [X])
6. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
7. [naam] (rapport [X])
8. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
9. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
10. [naam] (rapport [X])
11. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
12. [naam] (rapport [X])
13. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
14. [naam] (rapport [X])
15. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
16. [naam] (rapport [X])
17. [naam] (rapport [X])
18. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
19. [naam] (rapport [X])
20. [naam] (rapport [X])
21. [naam] (rapport [X])
22. [naam] (rapport [X])
23. [naam] (rapport [X])
24. [naam] (rapport [X])
25. [naam] (rapport [X])
26. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
27. [naam] (rapport [X])
28. [naam] (rapport [X])
29. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
30. [naam] (rapport [X])
31. [naam] (rapport [X])
32. [naam] (rapport [X])
33. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal)
34. [naam] (strafrechtelijk proces-verbaal), en
e) Processen-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris in deze zaak
van respectievelijk de volgende getuigen
- Mevrouw [naam] (voormalig werkneemster bij SoZaWe),
- De heer [naam] (voormalig sociaal rechercheur bij SoZaWe),
- De Heer [naam] (zie hiervoor onder 25 en 26, klant van SoZaWe)
- Mevrouw [naam] (zie hiervoor 32, klant van SoZaWe )
- De heer [naam] (naar het hof begrijpt dezelfde als hiervóór
onder 5, klant van SoZaWe )
- Mevrouw [naam] (zie hiervoor onder 28 en 29, klant van SoZaWe )
- De heer [naam] (zie hiervoor onder 34, klant van SoZaWe).
Als onvoldoende weersproken staat in de eerste plaats vast dat op het adres in ieder geval in diverse periodes aanzienlijk meer GBA-inschrijvingen waren dan pensionkamers. Ook staat vast dat SoZaWe maandelijks rechtmatigheidsformulieren naar het adres zond, die vervolgens ingevuld terugkwamen. Dit wordt niet verklaard door het verweer van [X] c.s. dat oud-pensiongasten nalatig waren in aanpassing van hun GBA-adres na vertrek uit het adres. Daarnaast hebben diverse klanten bij de rechter-commissaris als getuige onder ede (in aanwezigheid van de raadslieden van partijen) verklaard dat zij het adres tegen betaling als postadres hadden, maar er nooit te hebben gewoond ([naam], [naam], [naam], [naam] en [naam]). Ook hebben deze getuigen, afgezien van laatstgenoemde, verklaard dat [X] (zakelijk weergegeven) heeft gezegd dat men zich op het adres kon inschrijven voor een uitkering.
Hieruit komt duidelijk een beeld naar voren van het willens en wetens verschaffen van postadressen tegen betaling ten behoeve van een uitkering. Hierbij kunnen nog worden gevoegd de vele samenvattingen van verklaringen in het strafdossier (producties 3, 6, 8, 9, 11, 13, 15, 18, 26, 28, 33 en 34 conclusie van repliek). Vast staat dat [X] c.s. in ieder geval de beschikking hebben over het volledige strafdossier en dus de juistheid van deze samenvattingen hebben kunnen toetsen. Dit had tenminste van hen gevergd mogen worden, temeer nu de Gemeente heeft gesteld maar een beperkt deel van het strafdossier ontvangen te hebben van het OM en niet op de hoogte te zijn gesteld van het verloop van het strafproces, waaronder verhoren bij de rechter-commissaris in strafzaken. Dit laatste is door [X] c.s. niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. Nu er geen enkele aanwijzing is dat de samenvattingen niet zouden corresponderen met de onderliggende verklaringen in het strafdossier – [X] c.s. stellen dit ook niet – gaat het hof uit van de juistheid hiervan. Ook de uiteindelijk bekennende verklaring van [Y] legt enig gewicht in de schaal, temeer nu [X] c.s. in eerste aanleg geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid [Y] in deze civiele procedure als getuige onder ede te doen horen bij de rechter-commissaris. Dit alles in onderling verband en samenhang beschouwd brengt het hof, zoals gezegd, tot de conclusie dat de Gemeente voorshands de gestelde onrechtmatigheid van [X] c.s. heeft bewezen. In dit verband verdient nog opmerking dat het hof ook voorshands bewezen acht dat door [X] c.s. post (inclusief de maandelijks toegezonden rechtmatigheidsformulieren) werd afgegeven aan de klanten met slechts een postadres. Aldus werkten [X] c.s. op onrechtmatige wijze mee aan de instandhouding van de indruk bij SoZaWe dat betrokkene op het adres over een woning (in de zin van artikel 1:10 BW) beschikte.
Voor de volledigheid overweegt het hof nog als volgt. Anders dan [X] c.s. hebben gesteld, is er voor het oordeel dat er in de relevante periode sprake was van onrechtmatig handelen van [X] c.s. niet vereist dat iedere persoon die volgens de gemeente ten onrechte een postadres had op het adres daadwerkelijk wordt gehoord.
De gevorderde schadevergoeding
Beslissing
- laat [X] c.s. toe tot het ontzenuwen van het voorshands geleverde bewijs dat zij willens en wetens postadressen hebben verschaft aan klanten van SoZaWe waardoor deze ten onrechte uitkeringen hebben verkregen en behouden, terwijl [X] c.s. bovendien de Gemeente opzettelijk hebben misleid door de indruk dat de klanten op het adres woonden in stand te laten (wanneer de dienst SoZaWe op huisbezoek kwam en door post van onder meer SoZaWe aan de klanten te verstrekken), een en ander zoals overwogen in rechtsoverweging 4 juncto rechtsoverweging 11.
- bepaalt dat, indien [X] c.s. getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.A.F. Tan-de Sonnaville, op
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden april tot en met juni 2016, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.