ECLI:NL:GHDHA:2016:2256

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-005484-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet strafbaar verklaarde verdachte wegens psychische aandoeningen na mishandeling en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1967, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 34 dagen voorwaardelijk, voor mishandeling en diefstal. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de feiten bewezen verklaard zouden worden, zonder straf of maatregel op te leggen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het heeft gekeken naar de psychische toestand van de verdachte. Uit een psychiatrisch rapport bleek dat de verdachte ten tijde van de feiten psychotisch was en dat zijn handelen sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar was en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. Tevens zijn de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de beoordeling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid een te grote belasting voor het strafgeding zou vormen. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005489-13
PROMIS
Parketnummer: 10-741271-13
Datum uitspraak: 8 juni 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 december 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1967,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 3 juni 2015 en 8 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest, waarvan 34 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de algemene en bijzondere voorwaarden van, kort gezegd, medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht en het volgen van een ambulante behandeling in een nader te bepalen GGZ-instelling. Voorts is omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, beslist als nader vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 14 augustus 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]), meermalen, althans éénmaal (telkens) in/op/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3.3.hij op of omstreeks 31 juli 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak koekjes (Liga), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Kruidvat (gelegen aan de Hoogstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de feiten 1, 2 en 3 bewezen zullen worden verklaard en dat ter zake, op de voet van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op of omstreeks14 augustus 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]), meermalen, althans éénmaal (telkens)in/op/tegenhet gezicht heeft gestompt en/ofgeslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;

2.hij op of omstreeks04 augustus 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het oor, althans het hoofdheeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft ondervonden;

3.hij op of omstreeks31 juli 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pak koekjes (Liga), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de Kruidvat (gelegen aan de Hoogstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich heeft ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was en om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat er zijns inziens onvoldoende steun in het dossier te vinden is om tot de conclusie te kunnen komen dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof heeft bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte acht geslagen op het psychiatrisch onderzoek van L. Beverloo, psychiater, als opgenomen in diens rapportage van 18 oktober 2013. De deskundige concludeert dat de verdachte ten tijde van het onder 1 ten laste gelegde (op 14 augustus 2013) psychotisch was. De verdachte was paranoïde en hoorde stemmen in zijn hoofd, dit in combinatie met zelfverwaarlozing en teloorgang. De spanning en achterdocht maakte dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk impulsief, vanuit een psychotische gedachtegang, reageerde op een willekeurige voorbijganger.
Volgens de deskundige zat er echter bij het handelen van de verdachte ook een berekenende component, omdat het hem, zo begrijpt het hof, hulp en een dak boven zijn hoofd zou kunnen opleveren. Voor dat aspect bestond volgens de deskundige wel een keuzemogelijkheid, voor het overige deel werd het denken en handelen van de verdachte geheel bepaald door zijn psychotische en inadequate gedachtewereld. De deskundige komt tot het oordeel dat de verdachte ten aanzien van het delict sterk verminderd toerekeningsvatbaar geacht dient te worden.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de conclusie die de deskundige trekt ten aanzien van het berekenende aandeel in het handelen van de verdachte niet logischerwijze volgt uit de overige inhoud van het rapport en evenmin nader wordt onderbouwd. Naar haar inzicht dient de verdachte, gelet op de inhoud van het rapport, volledig ontoerekeningsvatbaar te worden verklaard.
Met de raadsvrouw en anders dan de deskundige ziet het hof, op grond van de opgestelde rapportage, voldoende aanknopingspunten om de conclusie te rechtvaardigen dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep de huidige situatie van de verdachte uiteengezet. Zij heeft naar voren gebracht dat het alles behalve goed gaat met de verdachte en ter onderbouwing een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2016 overgelegd. Uit die beschikking leidt het hof af dat de verdachte ook thans nog lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, te weten een psychotische stoornis in combinatie met cocaïnegebruik. De rechtbank heeft blijkens de beschikking de machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis verleend tot 30 januari 2017.
Het hof komt, in het bijzonder gelet op de lange duur van de problematiek alsook gelet op de korte tijdspanne van de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten, tot de conclusie dat de verdachte eveneens volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de feiten 2 en 3.
De verdachte is derhalve ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde niet strafbaar en moet dus worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 70,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, in die zin dat ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit.
Het hof verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de beoordeling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid tegen de achtergrond van het ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid een te grote belasting voor het strafgeding vormt.
Kosten
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van €. 301,03,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, in die zin dat ontslag van alle rechtsvervolging is bepleit.
Het hof verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, omdat de beoordeling van de civielrechtelijke aansprakelijkheid tegen de achtergrond van het ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid een te grote belasting voor het strafgeding vormt.
Kosten
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Verklaart de benadeelde partij B. [benadeelde partij 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. I.P.A. van Engelen,
mr. A.A. Schuering en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2016.
mr. I.P.A. van Engelen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.