ECLI:NL:GHDHA:2016:2257

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
22-003765-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling na vriendschappelijke voetbalwedstrijd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling na een incident dat plaatsvond op 14 mei 2015 te Rijswijk, waarbij hij het slachtoffer, een politieagent, een kopstoot gaf na een vriendschappelijke voetbalwedstrijd. Het hof heeft de jonge leeftijd van de verdachte in overweging genomen en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot zware mishandeling, wat resulteerde in gebroken voortanden bij het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 160 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade, toegewezen tot een bedrag van € 1.480,56, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, maar bevestigde de straf voor de bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003765-15
Parketnummer: 09-818254-15
Datum uitspraak: 20 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 10 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rijswijk aan [benadeelde partij] (werkzaam bij de politie eenheid Den Haag) opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten twee afgebroken voortanden heeft toegebracht door hem met krachte een kopstoot tegen zijn tanden en/of mond, althans zijn gezicht te geven;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] (werkzaam bij de politie eenheid Den Haag) opzettelijk en voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen hem met kracht een kopstoot tegen zijn tanden en/of mond en/of neus, althans tegen zijn gezicht te geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rijswijk opzettelijk en met voorbedachte rade een persoon (te weten [benadeelde partij] (werkzaam bij de politie eenheid Den Haag)), met kracht een kopstoot tegen zijn tand(en) en/of mond en/of neus, althans tegen zijn gezicht heeft gegeven, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (twee afgebroken voortanden), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 14 mei 2015 te Rijswijk [benadeelde partij] (werkzaam bij de politie eenheid Den Haag) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik pak je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Evenmin is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat op grond van het dossier niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de ten laste gelegde woorden in redelijkheid vrees bij het slachtoffer hebben kunnen opwekken. Daarbij is van belang dat deze woorden werden geuit in het kader van een voetbalwedstrijd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op
of omstreeks14 mei 2015 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] (werkzaam bij de politie eenheid Den Haag) opzettelijk
en voorbedachte radezwaar lichamelijk letsel toe te brengen hem met kracht een kopstoot tegen zijn tanden en
/ofmond
en/of neus, althans tegen zijn gezichtheeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsoverweging
Het hof overweegt dat een kopstoot een ernstige geweldshandeling is die zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken bij het slachtoffer. Daarbij is van belang dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Uit het dossier volgt dat het slachtoffer twee afgebroken voortanden had, die ook los zaten. Hij moest hiervoor tandheelkundige behandelingen ondergaan, die zouden worden gevolgd door het plaatsen van stiften of kronen. Verder had aangever hevige hoofdpijn, was hij erg misselijk en had hij een pijnlijke neus en pijn aan zijn mond. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is van blijvend letsel of van letsel met een zodanige herstelduur dat zware mishandeling bewezen kan worden verklaard. Gezien de ernst van het letsel en de klachten van het slachtoffer kan het niet anders of de kopstoot is met grote kracht gegeven. Onder deze omstandigheden moet de kans aanmerkelijk worden geacht dat het slachtoffer blijvend letsel aan de kopstoot overhoudt. Het hof is Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte zich met het geven van een krachtige kopstoot op of in het gezicht van het slachtoffer willens en wetens heeft blootgesteld aan deze aanmerkelijke kans.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer een kopstoot te geven. Het geven van een kopstoot is een vorm van mishandeling die ernstige gevolgen van lange duur kan hebben. De verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en het slachtoffer heeft pijn en letsel ondervonden. Een en ander heeft zich voorgedaan na een vriendschappelijke voetbalwedstrijd. Het is van belang dat sportactiviteiten verschoond blijven van dergelijke feiten.
Verdachte is – blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 juni 2016 – niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen.
De jonge leeftijd van de verdachte is door het hof in aanmerking genomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.480,56.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 1480,56.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij voldoende onderbouwd dat de gestelde materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.480,56 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.480,56 (duizend vierhonderdtachtig euro en zesenvijftig cent) bestaande uit € 230,56 (tweehonderddertig euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.480,56 (duizend vierhonderdtachtig euro en zesenvijftig cent) bestaande uit € 230,56 (tweehonderddertig euro en zesenvijftig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
24 (vierentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. A.A. Schuering en mr. J.T.F.M. van Krieken, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 juli 2016.
Mr. A.A. Schuering is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.