ECLI:NL:GHDHA:2016:2467

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
22-004093-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennep in zijn woning en het stelen van elektriciteit. De feiten vonden plaats tussen 30 april 2013 en 11 maart 2014 in Rotterdam. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren, met een proeftijd van twee jaren. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het telen van hennep, wat een gevaar voor de omgeving met zich meebrengt en vaak leidt tot andere vormen van criminaliteit. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte elektriciteit had gestolen van Stedin Netbeheer BV. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs, en oordeelde dat de verbalisanten op rechtmatige wijze de woning van de verdachte hadden betreden.

De uiteindelijke beslissing van het hof was om de eerdere veroordeling te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer BV, werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004093-15
Parketnummer: 10-147155-14
Datum uitspraak: 25 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 2 september 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1960,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks de periode van 30 april 2013 tot en met 11 maart 2014 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Schiedamsesingel) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1086, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks de periode van 30 april 2013 tot en met 11 maart 2014 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit en/of gas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV (gevestigd te Rotterdam), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Verweer inzake onrechtmatig verkregen bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verbalisanten onrechtmatig hebben gehandeld en dat dit dient te leiden tot bewijsuitsluiting, hetgeen tot vrijspraak dient te leiden van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2014, nr. PL17D0-2014108268-6 (p. 59 e.v. van het dossier) en proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 11 maart 2014, nr. PL17D0-2014108268-1 (p. 51 e.v. van het dossier) volgt het navolgende. De verbalisant bevond zich na een anonieme melding dat er sprake zou zijn van een hennepkwekerij in de tuin van [adres]. Hij zag in de naast gelegen tuin dat er een groot aantal vuilniszakken opgestapeld lagen. Hij zag dat er in een van deze zakken potgrond zat. Naast deze vuilniszakken zag hij dat er laag bij de grond begroeiing bewoog. De verbalisant is vervolgens in de tuin van het naast gelegen pand gelopen. Hij zag een grijze kast staan naast de opgestapelde vuilniszakken en hij hoorde een geluid dat hij kon omschrijven als lucht welke uitgeblazen werd. De verbalisant rook vervolgens de geur welke hij herkende als de geur afkomstig van hennepplanten. Via de achterdeur van de woning aan [adres], welke open stond, zag de verbalisant binnen diverse vuilniszakken, allerlei bouwmaterialen en allerlei plastic flacons staan. Hierop heeft de verbalisant contact gehad met de hulpofficier van justitie en is aan hem een machtiging tot binnentreden ex artikel 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet overhandigd.
Vervolgens heeft de verdachte uit eigen beweging de voordeur geopend. De verbalisant heeft zich kenbaar gemaakt als politieambtenaar en medegedeeld het vermoeden te hebben dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig zou zijn. De verdachte verklaarde dat men het pand mocht betreden. In de kelder van de woning is vervolgens de in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat op grond van de zich hier voordoende feiten en omstandigheden de verbalisant op basis van artikel 3 Politiewet 2012 bevoegd was om de tuin te betreden. Gelet op hetgeen daarop is gevolgd – het waarnemen van de diverse goederen door de verbalisant in de woning, het vervolgens regelen van een machtiging tot binnentreden en het, met toestemming van de verdachte, betreden van de woning – maakt dat in de onderhavige zaak het optreden van de verbalisant(en) niet onrechtmatig is geweest.
Het hof is voorts van oordeel dat uit de voorhanden zijnde processtukken niet aannemelijk is geworden dat er zich al verbalisanten in de woning van de verdachte bevonden voordat de machtiging tot binnentreden was afgegeven en er door de verdachte zelf toestemming was gegeven om de woning te betreden.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen dat tot enige bewijsuitsluiting zou moeten leiden. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij
op of omstreeksinde periode van 30 april 2013 tot en met 11 maart 2014 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer1086
, althans een groot aantalhennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij
op of omstreeksinde periode van 30 april 2013 tot en met 11 maart 2014 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit
en/of gas,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Stedin Netbeheer BV (gevestigd te Rotterdam),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep in zijn woning. Het telen van hennep vormt een gevaar voor omwonenden en veroorzaakt vaak ook overlast. Daarnaast geeft het telen van hennep veelvuldig aanleiding voor andere vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de handel in verdovende middelen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het dat het hier geen recente veroordelingen betreffen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding Stedin Netbeheer BV
In het onderhavige strafproces heeft Stedin Netbeheer BV zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 13.758,87.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 13.758,87.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer BV

Verklaart de benadeelde partij Stedin Netbeheer BV in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. R.F. de Knoop,
mr. A.A. Schuering en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2016.
Mr. A.A. Schuering is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.