ECLI:NL:GHDHA:2016:2474

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
K15/0616
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A. de Lange
  • J.W. Wabeke
  • Th.P.L. Bot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag inzake sepot van strafrechtelijke vervolging wegens verlaten plaats ongeval

In deze zaak heeft klager aangifte gedaan tegen beklaagde wegens het verlaten van de plaats van een ongeval, zoals bedoeld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager heeft verklaard dat zijn auto op 30 juli 2015 geparkeerd stond en op 31 juli 2015 door een grijze Renault, die later aan beklaagde werd toegeschreven, is aangereden. De getuige, die het voorval heeft waargenomen, bevestigde dat beklaagde de aanrijding heeft veroorzaakt en vervolgens is weggereden zonder zich om de schade te bekommeren. Beklaagde heeft echter ontkend dat hij de aanrijding heeft gemerkt en heeft zich bereid verklaard om de schade te vergoeden.

De advocaat-generaal heeft in een verslag het hof geadviseerd om het beklag af te wijzen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 3 augustus 2016 is klager niet verschenen, terwijl beklaagde niet was opgeroepen. Het hof heeft de verklaringen van klager, de getuige en beklaagde in overweging genomen. Het hof concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat beklaagde de aanrijding heeft veroorzaakt, maar dat klager niet in raadkamer is verschenen om zijn beklag toe te lichten.

Het hof oordeelt dat het sepot van de officier van justitie in stand kan blijven, omdat klager zijn schade eventueel civielrechtelijk kan verhalen. De beslissing van het hof is dat het beklag wordt afgewezen, en deze beschikking is gegeven op 10 augustus 2016 door de voorzitter en leden van het hof, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
raadkamer beklagzaken
BESCHIKKING
gegeven op het beklag, op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[klager],
klager.

1.Het beklag

Het klaagschrift is op 7 december 2015 door het hof ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Den Haag om
[beklaagde, beklaagde, niet te vervolgen ter zake van – kort weergegeven – het verlaten van de plaats van ongeval als bedoeld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 20 mei 2016 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennisgenomen van de in deze zaak door de politie opgemaakte processen-verbaal en van het ambtsbericht van de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie te Den Haag van 27 april 2016.

4.De behandeling in raadkamer

De meervoudige beklagkamer heeft op 3 augustus 2016 het klaagschrift in raadkamer behandeld. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Beklaagde is niet opgeroepen.
De advocaat-generaal, mr. P. Blanken, heeft in raadkamer
- overeenkomstig het eerdere schriftelijke verslag - geconcludeerd tot afwijzing van het beklag.

5.De feiten

Klager heeft op 4 augustus 2015 bij de politie tegen beklaagde aangifte gedaan ter zake van het ‘verlaten plaats ongeval’ als bedoeld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994.
Klager heeft – kort en zakelijk weergegeven - verklaard dat hij zijn auto op 30 juli 2015, omstreeks 18.30 uur, voor zijn woning aan de [x] te Zoetermeer had geparkeerd en onbeschadigd had achtergelaten. Klager had op 31 juli 2015, omstreeks 13.30 uur, van een buurman vernomen dat hij had gezien dat er op die dag een grijze Renault met het kenteken [x], naar later bleek: de auto van beklaagde, tegen klagers auto is aangereden. Volgens klager heeft zijn auto als gevolg van die aanrijding diepe krassen en een deuk opgelopen.
De politie heeft deze buurman als getuige gehoord. De getuige heeft verklaard dat hij op 31 juli omstreeks 12.55 uur zag dat de Renault van beklaagde tijdens het uit manoeuvreren uit een parkeervak met de linker achterzijde tegen de auto van klager botste. De getuige, die op het balkon van zijn woning aan de [x] stond, hoorde daarbij het geluid van een botsing. Hij zag dat beklaagde over zijn schouder keek en dat hij zonder uitstappen weg reed. De getuige is er zeker van dat beklaagde de aanrijding gemerkt moet hebben.
Beklaagde is door de politie als verdachte gehoord. Hij heeft verklaard dat hij op 31 juli 2015, omstreeks 13.00 uur, met zijn auto geparkeerd stond in het parkeervak aan de [x] te Zoetermeer en dat hij uit het parkeervak is weggereden. Hij heeft naar zijn zeggen niet gemerkt dat hij bij het uitparkeren de auto van beklaagde heeft geraakt. Hij heeft naderhand ook geen schade gezien aan zijn eigen auto. Beklaagde heeft zich bereid verklaard de schade te regelen met klager.

6.De beoordeling van het beklag

Op grond van de verklaring van de aangifte, de verklaring van de getuige, alsmede de verklaring van beklaagde dat hij op 31 juli 2015 met zijn auto geparkeerd stond in het parkeervak aan de [x] te Zoetermeer en uit dat parkeervak is weggereden, ziet het hof sterke aanwijzingen dat de auto van beklaagde tegen de auto van klager is gereden en dat klager als gevolg van die aanrijding schade heeft opgelopen aan zijn auto.
Nu de getuige niet alleen heeft verklaard dat hij de aanrijding heeft gezien, maar ook dat hij –staande op het balkon van zijn woning aan de [x] en derhalve vanaf enige afstand - het geluid van de aanrijding heeft gehoord, is het hof – anders dan het openbaar ministerie – van oordeel dat het moeilijk voorstelbaar is dat ook beklaagde niets van de aanrijding zou hebben gemerkt.
Het hof ziet dan ook voldoende basis voor beslissing een strafrechtelijke vervolging in te stellen ter zake van overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, al dan niet bij wijze van strafbeschikking, dan wel, nu beklaagde zich daartoe bereid had verklaard, de zaak te seponeren onder de voorwaarde dat beklaagde de schade aan klager zou vergoeden.
Nu echter het hof enerzijds uit de stukken heeft vernomen dat beklaagde zich op 24 september 2015 tegenover de politie heeft verklaard dat hij bereid is de schade aan klager te vergoeden en klager hoewel behoorlijk opgeroepen niet in raadkamer is verschenen om het beklag toe te lichten, meer in het bijzonder met betrekking tot de vraag of beklaagde de schade inmiddels eigener beweging heeft vergoed, is het hof van oordeel dat bij die stand van zaken en mede gelet op het tijdsverloop het sepot in stand kan blijven. Klager kan zijn schade zo nodig langs civielrechtelijke weg op beklaagde verhalen.
Dit leidt tot de conclusie dat het beklag zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof:
Wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, is gegeven op 10 augustus 2016 door mr. A. de Lange, voorzitter, mr J.W. Wabeke en mr. Th.P.L. Bot, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F.F. van Rede-van den Bosch, griffier, en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.