Parketnummer: 10-711069-15
Datum uitspraak: 6 september 2016
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 17 november 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis. Tevens is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 en 4 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, zijn levensgezel, althans een persoon, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te duwen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
- de arm en/of het haar van voornoemde [slachtoffer 1] beet te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (met kracht) aan voornoemde arm en/of aan voornoemd haar van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen (terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag);
3.
hij op of omstreeks 21 juli 2015 te Ridderkerk en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer 2], schriftelijk en onder (een) bepaalde voorwaarde(n), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of met brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
vanaf zijn, verdachtes, account op Facebook, middels Facebook messenger, meerdere, althans een, bericht(en) gestuurd naar het account op Facebook van voornoemde [slachtoffer 2] met daarin de dreigende woorden: "Als je wilt dat je huis niet in de brand gaat zou ik mijn kinderen maar niet onder dat dak houden ik waarschuw maar 1x en al moet ik jaren zitten intreseert me op het moment helemaal niks", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks20 juli 2015 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee, zijn levensgezel,
althans een persoon,[slachtoffer 1], heeft mishandeld door
-
meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te duwen en
/of
-
meerdere malen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en
/of
- de arm en
/ofhet haar van voornoemde [slachtoffer 1] beet te pakken
en/of vast te houdenen
/of (vervolgens
) (met kracht
)aan voornoemde arm en
/ofaan voornoemd haar van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en
/of
- meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te trappen en/of te schoppen
(terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag
);
3.
hij op
of omstreeks21 juli 2015
te Ridderkerk en/of Rotterdam,in
elk geval inNederland
,
[slachtoffer 2], schriftelijk en onder
(een
)bepaalde voorwaarde
(n), heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, en/of metbrandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
vanaf zijn, verdachtes, account op Facebook, middels Facebook messenger,
meerdere, althanseen
,bericht
(en)gestuurd naar het account op Facebook van voornoemde [slachtoffer 2] met daarin de dreigende woorden: "Als je wilt dat je huis niet in de brand gaat zou ik mijn kinderen maar niet onder dat dak houden ik waarschuw maar 1x en al moet ik jaren zitten intreseert me op het moment helemaal niks"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met brandstichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levenspartner door haar tegen het lichaam te duwen, slaan en/of stompen, haar aan haar arm en haar te trekken en tegen haar lichaam te trappen en/of te schoppen terwijl zij op de grond lag. Door zo te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van huiselijk geweld nog geruime tijd last kunnen hebben van de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van de zus van zijn toenmalige levenspartner door haar via Facebook Messenger een bericht te sturen waarin hij dreigt haar huis in brand te steken. Het slachtoffer heeft zich hierdoor angstig gevoeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 augustus 2016, waaruit blijkt dat hij eerder veroordeeld is voor onder meer bedreiging. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles afwegende - met de advocaat-generaal van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30.(dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
28 (achtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich te melden bij Reclassering Nederland gedurende de volledige proeftijd zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen voor zijn middelengebruik bij een verslavingszorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling dan wel behandelaar zullen worden gegeven.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde meewerkt aan begeleiding gericht op het realiseren van een goedlopende omgangsregeling met zijn kinderen en een goede communicatie met zijn ex-partner.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90.(negentig) uren,
indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C. Langeler, mr. A.A. Schuering en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. V.A.M. Willemsen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 september 2016.
mr. V.A.M. Willemsen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.