ECLI:NL:GHDHA:2016:2625

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2016
Publicatiedatum
8 september 2016
Zaaknummer
BK-16/00222
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ANBI-status van stichting voor gehandicapten en de beoordeling van algemeen nut

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ANBI-status van Stichting [X], die watersportactiviteiten organiseert voor mensen met een beperking. De Inspecteur van de Belastingdienst had de ANBI-status van de stichting ingetrokken, omdat hij van mening was dat de stichting niet uitsluitend het algemeen nut beoogde. De rechtbank had echter geoordeeld dat de stichting wel degelijk aan de voorwaarden voor ANBI-status voldeed, en dit oordeel werd door het Hof bevestigd. Het Hof oordeelde dat de activiteiten van de stichting, die gericht zijn op het bevorderen van het welzijn van mensen met een beperking door middel van watersport, voldoen aan de eisen van artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De stichting had aangetoond dat meer dan 90% van haar activiteiten in het algemeen belang zijn, en dat de doelstelling van de stichting niet alleen gericht is op vermaak, maar ook op het verbeteren van de gezondheid en sociale integratie van haar deelnemers. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de stichting.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
enkelvoudige kamer
nummer BK-16/00222

Uitspraak van 8 september 2016

in het geding tussen:

Stichting [X], gevestigd te [Z], belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst […], de Inspecteur,
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 maart 2016, nummer SGR 15/5113, betreffende na te melden beschikking.

Beschikking, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
Bij beschikking van 23 februari 2015 heeft de Inspecteur besloten belanghebbende met ingang van 31 januari 2015 niet langer aan te merken als een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 juni 2015 het tegen de beschikking gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de beschikking waarbij de Anbi-status is ingetrokken, vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende van € 496 en de terugbetaling van het griffierecht gelast van € 331.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Op verzoek van belanghebbende en met instemming van de Inspecteur heeft versnelde behandeling van de zaak plaatsgevonden. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 juli 2016, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde gaat het Hof in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.1.
Belanghebbende is opgericht op 18 maart 2004 en organiseert watersportactiviteiten (zeilen) uitsluitend voor mensen met een lichamelijke en/of geestelijke beperking.
3.2.
De statuten van belanghebbende luiden - voor zover hier van belang - als volgt:

Artikel 2
Doel
Het doel van de stichting is:
gehandicapten in de gelegenheid stellen om kennis te maken met de watersport en deze te beoefenen; en voorts al hetgeen in de ruimste zin met het vorenstaande verband houdt of daaraan bevorderlijk kan zijn.
MiddelenDe stichting tracht het doel onder meer te realiseren door middel van: het organiseren van watersportevenementen voor gehandicapten.”
3.3.
In het Beleidsplan 2014-2016 van belanghebbende is met betrekking tot het doel en de activiteiten van belanghebbende onder meer het volgende vermeld:

1 - Introductie Stichting [X]:
Stichting [X] is een onafhankelijke non-profitorganisatie die wil voorzien in stimulerende (sportieve) activiteiten op het gebied van watersport voor mensen met een beperking.
Uit onderzoek (NOC/NSF, alsmede Richtlijn Sportdeelname Onderzoek, RSO) is gebleken dat met name het zeilen een zeer geschikte vorm van sportbeoefening is voor mensen met een beperking. Daarnaast is deze vorm van vrijetijdsbesteding ook goed voor de gezondheid en de sociale contacten.
Stichting [X] heeft een aantal trajecten ontwikkeld waaronder aanbod in het kader van sportstimulering voor scholieren uit o.a. het speciaal onderwijs, voor Mytylschoolleerlingen en ook voor bewoners van gezinsvervangende tehuizen (GVT's) en intramurale instellingen.
Voor deze mensen is vaak weinig te kiezen als het gaat om sport; vrije tijd en educatie.
Hiervoor hebben wij in het zeilseizoen op iedere dinsdag en donderdag alsmede tweewekelijks op zondag het traject 'Begeleid zeilen’. Uitgangspunt is deelnemers te stimuleren om hun mogelijkheden en grenzen te ontdekken. De één voelt zich door het vasthouden van een helmstok of een lijn al een hele kapitein; met anderen kun je verder gaan.
Sommige deelnemers krijgen individueel instructies, anderen geven we in groepsverband les; dat weten ze zichtbaar te waarderen!
Sinds 2010 is er een meerjarig traject ingezet ter ontwikkeling van het wedstrijdzeilen voor lichamelijk gehandicapte sporters. Deels in samenwerking met het Nederlands Paralympisch Zeilteam, Watersportverbond en de Delta Lloyd Kernploeg.
In 2013 zijn wij tevens gestart met zeilcursussen voor zeilers met een verstandelijke beperking om het wedstrijdzeilen voor deze doelgroep te ontwikkelen en op regionaal-, nationaal- en Olympisch niveau mogelijk te maken. (…)
2-. Het doel van Stichting [X]Deelnemers zijn mensen met een lichamelijke-, verstandelijke-, visuele- of andere beperking/ziekte in de leeftijd vanaf 5 jaar. (…). [X] is bestemd voor iedereen met een beperking die kennis wil maken met de watersport, (…). Onze watersportactiviteiten bieden wij gratis en zonder kosten aan.
3 - werkzaamheden van Stichting [X]
Momenteel zijn er 4 verschillende projecten/ activiteiten voor deelnemers van Stichting [X].
• Recreatief varen onder begeleiding van ervaren watersporters op zondag voor individuele deelnemers.
• Groepszeilen voor scholen uit het Speciaal Onderwijs en groepen uit woonvormen.
• Paralympisch zeilen voor sporters met een lichamelijke beperking.
• Wedstrijdzeilen (regionaal, nationaal en olympisch) voor sporters met een verstandelijke beperking.
Bemanningsleden, deelnemers en vrijwilligers zorgen er samen voor dat het schip gezeild kan worden. De verschillende werkzaamheden worden in onderling overleg verdeeld, zodat er voldoende ruimte blijft voor eigen initiatief. De begeleiding is individueel of gebeurt in kleine groepjes. (…)”
3.4.
Belanghebbende is op grond van haar aanvraag vanaf 1 juli 2007 aangemerkt als ANBI.
3.5.
Bij brief van 14 januari 2015 heeft de Inspecteur aangekondigd voornemens te zijn de ANBI-status van belanghebbende in te trekken. Bij beschikking van 23 februari 2015 is de ANBI- status met ingang van 31 januari 2015 ingetrokken.

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

4.1.
In geschil is of belanghebbende is aan te merken als een ANBI als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
4.2.
Belanghebbende stelt dat zij voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 5b van de Awr juncto artikel 1a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR Awr). Belanghebbende realiseert met het organiseren en houden van vaartochten voor gehandicapten haar feitelijke doelen rechtstreeks en het beleven van plezier vormt slechts een neveneffect. Belanghebbende voldoet verder aan het 90%-criterium, hetgeen wil zeggen dat haar activiteiten voor 90% in het algemeen belang zijn. Een combinatie van doelen is mogelijk: welzijn, gezondheidszorg dan wel jeugd- en ouderenzorg. De vrijwilligers zijn voldoende deskundig.
Tot slot handhaaft belanghebbende haar beroep op het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel en verzoekt een vergoeding toe te kennen ter grootte van de integrale proceskosten dan wel voor de berekening van de proceskosten aan te sluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4.3.
De Inspecteur stelt zich – onder handhaving van de door hem in beroep ingenomen standpunten - op het standpunt dat met de doelstelling van belanghebbende geen algemeen belang wordt beoogd en dat de activiteiten waarmee belanghebbende haar doelstelling tracht te verwezenlijken niet of nagenoeg uitsluitend een algemeen belang dienen. De doelstelling is primair het bieden van vermaak en ontspanning en gezellig verkeer. Al het andere vloeit daaruit voort. Belanghebbende passeert de kwalitatieve toets niet en kan reeds daarom niet als ANBI worden aangemerkt. Met het enkel kosteloos aanbieden van een watersportactiviteit aan mensen met een beperking wordt het algemeen belang niet uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gediend. De rechtbank had rekening moeten houden met de statutaire doelstelling en het beleidsplan van belanghebbende. De rechtbank duidt het begrip welzijn onjuist. Belanghebbende verschilt niet van een reguliere sportvereniging. Met de doelstelling en activiteit dient een therapeutische werking te worden bereikt. Sportverenigingen die zich richten op mensen met een beperking en dat niet ten doel hebben, zijn geen ANBI. Verder wordt niet voldaan aan alle in artikel 1a UR Awr genoemde voorwaarden. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn nageleefd.

Conclusies van partijen

5.1.
Het hoger beroep van de Inspecteur strekt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
5.2.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiseres en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“7. Artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Een algemeen nut beogende instelling is:
a. een instelling - niet zijnde een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal, een coöperatie, een onderlinge waarborgmaatschappij of een ander lichaam waarin bewijzen van deelgerechtigdheid kunnen worden uitgegeven - die:
1. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt;
2. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;
3. gevestigd is in het Koninkrijk, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, en
4. door de inspecteur als zodanig is aangemerkt;
b. (…).
(…)
3. Als algemeen nut in de zin van dit artikel wordt beschouwd:
a. welzijn;
(…)
e. gezondheidszorg;
f. jeugd- en ouderenzorg;
(…)”
7.1.
Artikel 1a van de Uitvoeringsregeling luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“1. Een instelling wordt door de inspecteur aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling indien en zolang:
a. (…)
b. uit de regelgeving en de feitelijke werkzaamheden van de instelling blijkt dat de instelling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen belang dient;”
8. De bewijslast voor de feiten en omstandigheden die tot het oordeel kunnen leiden dat eiseres voldoet aan de voorwaarden om als ANBI te kunnen worden aangemerkt, rust op eiseres. Eiseres dient aannemelijk te maken dat zij voor meer dan 90% het algemeen belang dient.
In de wet is geen definitie opgenomen van een algemeen nut beogende instelling. In de jurisprudentie (o.m. Hoge Raad 31 oktober 1979, nr. 19 464, BNB 1979/314; LJN:AX2630) wordt ervan uitgegaan dat voor de beantwoording van de vraag of een stichting kan worden aangemerkt als een algemeen nut beogende instelling, niet slechts moet worden gelet op de statutaire doelstelling van de stichting, doch ook op hetgeen zij middels haar feitelijke werkzaamheden in werkelijkheid nastreeft.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres met hetgeen zij heeft aangevoerd aannemelijk gemaakt dat zij met haar feitelijke activiteiten het algemeen belang dient. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Ter zitting is van de zijde van eiseres toegelicht dat haar activiteiten als doel hebben het bevorderen van het welzijn van mensen met een beperking en dat het zeilen daartoe het middel is. Dit wordt ook bevestigd door de door eiseres overgelegde verklaringen afkomstig van organisaties die actief zijn voor mensen met een beperking en een school voor speciaal onderwijs waarmee eiseres samenwerkt. Uit die verklaringen blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat de watersportactiviteiten van eiseres bijdragen aan het zelfvertrouwen en de sociale integratie en dat daarmee de verbetering van het welzijn van mensen met een beperking en sociaal zwakke kinderen wordt nagestreefd. De rechtbank betrekt bij dit oordeel voorts dat in de Memorie van Toelichting bij de ‘Geefwet’ (Vergaderjaar 2011-2012; Kamerstuk 33006, nr. 3, blz. 25 (regels 40 t/m 42) en blz. 26 (regel 1)) is uiteengezet dat organisaties die werkzaam zijn in de sportieve sfeer onder omstandigheden kunnen worden aangemerkt als ANBI. Daarbij moet, aldus de toelichting, worden gedacht aan organisaties die zich qua doelstelling richten op specifieke doelgroepen zoals jongeren in achterstandswijken of op gehandicapten, en die hun doel trachten te bereiken door middel van sportactiviteiten.
9.1.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres met haar activiteiten (in elk geval) het in artikel 5b van de Awr, derde lid, onder a genoemde doel, welzijn, dient. In de Memorie van Toelichting wordt het begrip ‘welzijn’ omschreven als de toestand waarbij men in materieel en geestelijke opzicht voorspoedig, gelukkig is. Naar de rechtbank aannemelijk acht, bevorderen de activiteiten van eiseres, het zeilen, het welzijn van haar doelgroep. Dat bij het zeilen plezier wordt gemaakt is evident, maar maakt - anders dan verweerder meent - niet dat het geheel van de activiteiten van eiseres ziet op ontspanning en gezellig verkeer, waardoor eiseres niet het algemeen belang, maar particuliere belangen dient. Het bevorderen van het welzijn van de doelgroep staat immers voorop. Nu eiseres voorts onweersproken heeft gesteld dat zij geen watersportactiviteiten aanbiedt voor mensen die buiten haar doelgroep vallen, is de rechtbank van oordeel dat zij met haar activiteiten (nagenoeg) uitsluitend het algemeen belang dient.
9.2.
De statutaire doelomschrijving van eiseres doet aan het vorenstaande niet af. Zoals hiervoor onder 8. is overwogen moet immers niet slechts worden gelet op de statutaire doelstelling van de stichting, maar ook op hetgeen zij middels haar feitelijke werkzaamheden in werkelijkheid nastreeft. Daarbij komt dat de in 2004 in de statuten neergelegde doelomschrijving de huidige feitelijke activiteiten van eiseres geenszins beperkt of uitsluit. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook aannemelijk geworden dat alle feitelijke activiteiten van eiseres vallen onder haar doelstelling.
10. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder ten onrechte de ANBI-status van eiseres heeft ingetrokken. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren.
Proceskosten
11. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 496 (1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496 en een wegingsfactor. “

Beoordeling van het hoger beroep

Doelstelling en wettelijk kader
7.1.
Ingevolge artikel 5b, lid 1, aanhef en letter a, onder 1e, van de AWR wordt een instelling slechts dan als ANBI aangemerkt, indien zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt.
7.2.
Om te kunnen aannemen dat met de ontplooide werkzaamheden uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut is beoogd, moet in de eerste plaats kunnen worden vastgesteld dat die werkzaamheden rechtstreeks erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen. Daarnaast wordt verlangd dat het beoogde doel voor meer dan 90 percent ten bate van het algemeen belang strekt, en niet ten bate van een particulier belang (vgl. Kamerstukken II, 2011/2012, 33 006, nr. 3, blz. 23).
7.3.
In de hiervoor weergegeven voorwaarden ligt besloten de eis dat de desbetreffende instelling haar werkzaamheden richt op het dienen van voldoende concreet bepaalde doelen die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot het algemeen nut kunnen worden gerekend. Immers, als aan deze eis niet wordt voldaan kan niet worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de werkzaamheden van die instelling erop zijn gericht enig algemeen belang te dienen.
Verhouding feitelijke werkzaamheden tot statutaire doelstelling
7.4.
Anders dan de Inspecteur stelt is uit de uitspraak van de rechtbank niet op te maken dat het in de overwegingen 9 en 10 van haar uitspraak geschetste normkader als voorwaarde voor het kwalificeren als ANBI, waarbij uit de regelgeving van de instelling dient te blijken dat de instelling uitsluitend dan wel nagenoeg uitsluitend (dat wil zeggen voor meer dan 90 percent) het algemeen belang dient, door de rechtbank niet in acht zou zijn genomen. Een doelomschrijving kan ook het dienen van het algemeen belang insluiten. Wanneer de feitelijke werkzaamheden kwalificeren als uitsluitend of nagenoemd uitsluitend het algemeen nut dienend en daar ook toe beperkt blijven is niet van zwaarwegend belang dat de statuten een ruimere doelomschrijving insluiten dan de uitgeoefende werkzaamheden.
Omschrijving algemeen nut en parlementaire toelichting
7.5.
Ingevolge artikel 5b, lid 3, Awr wordt onder algemeen nut in de zin van dit artikel beschouwd:
a. welzijn; (…)
e. gezondheidszorg;
f. jeugd- en ouderenzorg; (…)”
7.6.
De geschiedenis van de totstandkoming van dit artikel houdt ten aanzien van de genoemde categorieën/rubrieken – voor zover van belang - het volgende in:
“(…) sport is niet als zelfstandige rubriek opgenomen. Sportverenigingen kwalificeren op zichzelf beschouwd vanouds niet als ANBI omdat zij in eerste instantie het eigen, particuliere belang van de leden van die vereniging behartigen en niet kunnen voldoen aan de voorwaarde om voor ten minste 90% het algemeen nut te beogen. Het algemeen belang wordt door deze verenigingen slechts op indirecte wijze gediend. Dat sportverenigingen niet kunnen kwalificeren als ANBI geldt in beginsel voor alle sportverenigingen, dus ook met betrekking tot die sportverenigingen waarvan de leden een (lichamelijke) beperking hebben. Dit uitgangspunt is van oudsher op deze wijze ook in de rechtspraak bevestigd. (…)
Het is echter niet zo dat geen enkele organisatie die werkzaam is in de sportieve sfeer zou kunnen worden aangemerkt als ANBI. Het is onder omstandigheden namelijk mogelijk dat zij op grond van één van de wel als zodanig benoemde rubrieken kwalificeren voor de ANBI-status. Daarbij moet gedacht worden aan organisaties die zich qua doelstelling richten op specifieke doelgroepen, zoals jongeren in achterstandswijken of op gehandicapten, en hun doel trachten te bereiken door middel van het bevorderen van sportactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn de Johan Cruyff-foundation en de Richard Krajicek Stichting. Ook instellingen die zich als overkoepelend samenwerkings- en adviesorgaan richten op het werven en verdelen van geld ten behoeve van sportbeoefening door mensen met een beperking, het geven van informatie hierover en het geven van voorlichting, kunnen als ANBI worden aangemerkt, en zijn dat dan ook. Afhankelijk van hun specifieke doel vallen zij dan bijvoorbeeld onder de rubriek «gezondheid» of «jeugd- en ouderenzorg». Ook de bij de vereniging Gehandicaptensport Nederland aangesloten verenigingen en stichtingen, waarvan de activiteiten gericht zijn op een therapeutische werking, vallen onder deze categorie. Tot slot worden als ANBI aangemerkt sportkoepels die het maatschappelijk belang van sport uitdragen en de Olympische gedachte bevorderen, zoals NOC*NSF.
Om een indicatie te geven van wat moet worden verstaan onder de categorieën algemeen nut die nu in de wet worden opgenomen, volgt hierna per rubriek een korte beschrijving, overigens deels ontleend aan de Dikke Van Dale. Compleet kan die toelichting niet zijn, gelet op de diversiteit van de doelen van de instellingen, doelen die in al hun diversiteit overigens wel onder ruime, gemeenschappelijke noemers kunnen worden gevat. Het belangrijkste criterium is in feite dat vanuit de instelling bezien, het beoogde doel voor meer dan 90% ten bate van het algemeen belang moet strekken en niet ten bate van het particulier belang. Bovendien moet dat doel niet alleen volgens de statuten worden beoogd, maar ook feitelijk door de instelling worden gediend. (…)
- Welzijn. Welzijn is een begrip waaronder een aantal zaken worden samengevat. Welzijn wordt in het woordenboek omschreven als de toestand waarbij men in materieel en geestelijk opzicht voorspoedig, gelukkig is. Instellingen die actief zijn in het bevorderen van het welzijn van eenieder, kunnen kwalificeren. Eenieder moet hier worden opgevat als een ruime kring, die openstaat voor iedereen en niet beperkt is tot een kleine groep, qua omvang of qua locatie. Onder welzijn vallen met name de doelen die vroeger onder charitatief werden gerangschikt, zoals armoedebestrijding, voedselbanken e.d. De instellingen moeten volgens hun doelstelling en met de door hen aangeboden diensten rechtstreeks het welzijn van anderen beogen, het is niet voldoende wanneer er slechts een bijkomend effect op het welzijn van anderen optreedt.
(…)
- Gezondheidszorg. Instellingen die zich met de gezondheidszorg bezighouden en zorgtaken verrichten, zullen doorgaans kwalificeren. Zoals hiervoor vermeld vallen ook verenigingen of stichtingen die door middel van sportbeoefening als doel beogen de gezondheidstoestand te verbeteren van mensen met een beperking of daardoor hun ziekte draaglijker te maken, in deze rubriek. Instellingen die louter voorzien in de huisvesting van zieken, ouderen of anderszins zorgbehoevenden kwalificeren echter niet als ANBI. Hun feitelijke werkzaamheid is de exploitatie van onroerend goed en dat is geen algemeen nut.
- Jeugd- en ouderenzorg. Bij deze categorieën gaat het om verenigingen en stichtingen die zich in het bijzonder richten op hulpbehoevende jongeren en ouderen. (…)”
(MvT, Kamerstukken II, 2011-2012, 33006, nr. 3, blz. 24- 25.)
7.7.
Het Hof merkt op dat de feitelijke werkzaamheden van belanghebbende uitsluitend bestaan uit het organiseren en uitvoeren van vaar- en zeiltochten met en voor zover mogelijk door lichamelijke dan wel geestelijke dan wel meervoudig gehandicapten. Het rechtstreeks bevorderen van het welzijn van deze mensen staat voorop en vormt het primaire doel. Het middel daartoe is het uitoefenen van de watersportactiviteiten. Overeenkomstig de doelomschrijving van belanghebbende zullen de fysieke en mentale drempels bij deze mensen worden verlegd en zal er persoonlijke groei optreden doordat het zelfvertrouwen wordt vergroot en uit het sociaal isolement wordt getreden.
7.8.
Doel noch strekking van het anbi-begrip zoals in Memorie van Toelichting bij de Geefwet is uiteengezet staan in de weg aan de hiervoor beschreven invulling van het begrip ”welzijn” in samenhang met het begrip “gezondheidszorg” in een geval als het onderhavige waar men zich richt op welzijn en de gezondheid door middel van het uitoefenen van enige mate van een sportieve activiteit, welke uitsluitend wordt verricht door een specifieke doelgroep met een achterstand in deelname aan het maatschappelijk verkeer. Niet kan worden gezegd dat het particuliere belang daarmee boven het algemene belang zou worden bevorderd.
7.9.
Naar het oordeel van het Hof heeft de rechtbank op goede gronden een juiste beslissing genomen. Het Hof maakt die beslissing en de gronden waarop zij berust, tot de zijne. Al hetgeen de Inspecteur in hoger beroep heeft aangevoerd brengt het Hof niet tot een ander oordeel.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
7.10.
Gelet op het vorenoverwogene behoeft de vraag of de Inspecteur bij het geven van de bestreden beschikking de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht heeft genomen geen bespreking meer.
Tot slot
7.11.
Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond is.

Proceskosten en griffierecht

8.1.
Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze kosten stelt het Hof met in achtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht op: 2 punten voor proceshandelingen x factor 1 x € 496 (waarde per punt) op € 992 voor rechtsbijstand. Het Hof is van oordeel dat voor een hogere vergoeding geen plaats is. Niet kan worden gezegd dat de Inspecteur tegen beter weten in een standpunt heeft ingenomen in bezwaar en dit bij voorbaat kansloos in beroep en daarna in hoger beroep heeft gehandhaafd. Hem treft geen verwijt dat hij van het rechtsmiddel van hoger beroep gebruik heeft gemaakt.
8.2.
Nu de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, wordt van de Inspecteur een griffierecht geheven van € 503.

Beslissing

Het Gerechtshof:
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
- veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten aan de kant van belanghebbende van € 992;
- verstaat dat de griffier van de Inspecteur een bedrag van € 503 heft.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.J.J. Engel, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 8 september 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.