In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2015. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Scheveningen, was in eerste aanleg ontslagen van alle rechtsvervolging voor de doodslag op zijn moeder, maar de rechtbank gelastte terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep bevestigd dat het vonnis van de rechtbank moet worden gehandhaafd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, met name de beslissing omtrent de benadeelde partij, en heeft opnieuw recht gedaan. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, de broer van de verdachte, om een afschrift van de persoonlijkheidsrapportages te ontvangen, toegewezen. Het hof heeft overwogen dat de privacybelangen van de verdachte in deze zaak minder zwaar wegen dan het belang van de verzoeker bij het verkrijgen van inzicht in de geestesgesteldheid van de verdachte. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de psychische toestand van de verdachte ten tijde van het delict en de relatie tussen de verzoeker en de verdachte. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.