Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
- De verdachte heeft op 4 juli 2013, meteen na zijn ontslag, bij Blokker een mes gekocht waarmee hij later het slachtoffer heeft doodgestoken.
- De verdachte heeft aanvankelijk over het aanschaffen van dit mes een onjuiste verklaring afgelegd, waarop hij pas is teruggekomen toen hem de beelden van de aankoop van het mes werden getoond.
- De verdachte heeft het mes meegenomen toen hij na het ontslag naar de Bijenkorf ging om te kijken of het slachtoffer daar aan het werk was. Ze bleek er echter niet te zijn.
- De verdachte zou op 4 juli 2013 telefonisch tegen zijn werkgever gezegd hebben: “Maar die pak ik nog wel”, doelend op het slachtoffer.
- De verdachte zou op 9 juli 2013 tegen de getuige [getuige 1], die bij hem op bezoek was, gezegd hebben dat hij naar de Bijenkorf was gegaan om het slachtoffer te steken: “Als ik der zie, dan heeft ze hem hoor”. De verdachte zou ook gezegd hebben dat ze er geluk bij had dat ze er niet was en dat hij hoopte haar niet tegen te komen want dan zou hij haar wat aandoen.
- Op 10 juli 2013 heeft de verdachte naar de tapijtwinkel [naam tapijtwinkel] gebeld om te weten te komen of het slachtoffer op dat moment daar aan het werk was.
- Op 10 juli 2013 is de verdachte met zijn auto vanuit Utrecht naar het Alexandrium in Rotterdam gegaan naar de Woonmall waar de tapijtwinkel gevestigd is. Hij is de tapijtwinkel ingelopen met het bij Blokker gekochte mes in zijn achterzak.
- In de tapijtwinkel is de verdachte op het slachtoffer toegelopen en heeft hij het slachtoffer 15 messteken toegebracht.
ten gevolgewaarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
doodslag.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 8.363,70 (achtduizend driehonderddrieënzestig euro en zeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 8.363,70 (achtduizend driehonderddrieënzestig euro en zeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
76 (zesenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.