In deze zaak gaat het om een vordering tot afgifte van sieraden die door de ontvanger van de Belastingdienst zijn beslagen. De appellant, een vader, stelt dat zijn minderjarige zoon eigenaar is van een Rolex Polizia en dat hij zelf eigenaar is van de overige sieraden. De rechtbank heeft de appellant in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot teruggave van de Rolex Polizia, omdat hij geen machtiging van de kantonrechter had. De overige vorderingen zijn afgewezen omdat de rechtbank vond dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn eigendom van de sieraden.
In hoger beroep heeft de appellant drie grieven aangevoerd. Ten eerste stelt hij dat het gebrek aan een rechterlijke machtiging is geheeld, en dat hij voldoende bewijs heeft geleverd dat de Rolex Polizia aan zijn zoon toebehoort. Ten tweede betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de bewijsmiddelen die hij had overgelegd ter onderbouwing van zijn eigendom van de Rolex Submariner. Ten derde stelt hij dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat de ring op de foto de ring is met veilingnummer 8593-50. De ontvanger heeft de grieven bestreden.
Het hof oordeelt dat de appellant voldoende heeft aangetoond dat hij en zijn vrouw gemachtigd zijn om de procedure te voeren namens hun minderjarige zoon. Het hof vernietigt de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de rechtbank, maar oordeelt dat het nog niet vaststaat dat de zoon van de appellant daadwerkelijk eigenaar is van de Rolex Polizia. Het hof draagt de appellant op bewijs te leveren van zijn stellingen met betrekking tot de eigendom van de sieraden. De getuigenverhoren zullen plaatsvinden op 24 november 2016.