ECLI:NL:GHDHA:2016:2736

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
20 september 2016
Zaaknummer
200.166.400/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van sieraden die zijn beslagen door de ontvanger met betrekking tot de eigendomspretenties van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een vordering tot afgifte van sieraden die door de ontvanger van de Belastingdienst zijn beslagen. De appellant, een vader, stelt dat zijn minderjarige zoon eigenaar is van een Rolex Polizia en dat hij zelf eigenaar is van de overige sieraden. De rechtbank heeft de appellant in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot teruggave van de Rolex Polizia, omdat hij geen machtiging van de kantonrechter had. De overige vorderingen zijn afgewezen omdat de rechtbank vond dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn eigendom van de sieraden.

In hoger beroep heeft de appellant drie grieven aangevoerd. Ten eerste stelt hij dat het gebrek aan een rechterlijke machtiging is geheeld, en dat hij voldoende bewijs heeft geleverd dat de Rolex Polizia aan zijn zoon toebehoort. Ten tweede betoogt hij dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de bewijsmiddelen die hij had overgelegd ter onderbouwing van zijn eigendom van de Rolex Submariner. Ten derde stelt hij dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat de ring op de foto de ring is met veilingnummer 8593-50. De ontvanger heeft de grieven bestreden.

Het hof oordeelt dat de appellant voldoende heeft aangetoond dat hij en zijn vrouw gemachtigd zijn om de procedure te voeren namens hun minderjarige zoon. Het hof vernietigt de niet-ontvankelijkheidsverklaring van de rechtbank, maar oordeelt dat het nog niet vaststaat dat de zoon van de appellant daadwerkelijk eigenaar is van de Rolex Polizia. Het hof draagt de appellant op bewijs te leveren van zijn stellingen met betrekking tot de eigendom van de sieraden. De getuigenverhoren zullen plaatsvinden op 24 november 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.166.400/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/451671/ HA ZA 14-558
arrest van 27 september 2016
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.H.G. Katz te Rotterdam,
tegen

1.DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST RIJNMOND, KANTOOR ROTTERDAM,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde sub 1,
hierna te noemen: de Ontvanger,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam,
2. [naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde sub 2,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 2],
niet verschenen.

1.Het geding

1.1.
Bij exploot van 7 januari 2015 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 8 oktober 2014. Bij exploot van 25 februari 2015 heeft de Ontvanger [appellant] aangezegd de zaak vervroegd aan te brengen. [geïntimeerde sub 2] is niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft de Ontvanger de grieven bestreden. Vervolgens hebben [appellant] en de Ontvanger aktes ingediend, de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1.
Er zijn geen grieven gericht tegen paragraaf 2 van het vonnis, waarin de rechtbank een aantal feiten heeft vastgesteld. Die feiten vormen ook het uitgangspunt van de beoordeling in hoger beroep en worden daarom hierna overgenomen.
2.2.
[appellant] is gehuwd met mevrouw […]. Samen hebben zij een nog minderjarige zoon, genaamd [N]. [geïntimeerde sub 2] is de schoonvader van [appellant].
2.3.
Op 22 februari 2013 heeft de Ontvanger voor een belastingschuld van [geïntimeerde sub 2] beslag laten leggen op roerende zaken in het pand waar [geïntimeerde sub 2] woonde en waar diens eenmanszaak ‘[…]’ was gevestigd.
Onder de in beslag genomen sieraden bevonden zich:
  • een ketting met veilingnummer 8593-8;
  • een Rolex Polizia met veilingnummer 8593-15;
  • een Rolex ‘sub Marrier’ (het hof begrijpt: submariner) green met veilingnummer 8593-16;
  • een Cartier horloge met diamanten met veilingnummer 8593-17 en
  • een witgouden ring (18 karaats) met veilingnummer 8593-50.
De Ontvanger heeft deze sieraden van een geplande veiling teruggetrokken in verband met de eigendomspretenties van [appellant].

3.Het geschil

3.1.
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de Ontvanger wordt veroordeeld, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot – samengevat – afgifte van de hiervoor onder 2.3 opgesomde sieraden aan [appellant], met veroordeling van [geïntimeerde sub 2] om dit te gedogen en met veroordeling van de Ontvanger in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vorderingen legt [appellant] ten grondslag dat zijn zoon [N] eigenaar is van de Rolex Polizia en hijzelf van de overige sieraden.
3.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot teruggave van de Rolex Polizia omdat [appellant] geen machtiging van de kantonrechter had in de zin van artikel 1:349 in verbinding met artikel 1:253k van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De overige vorderingen zijn afgewezen omdat [appellant] zijn stelling dat hij eigenaar is van de betreffende sieraden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende had onderbouwd.
3.4.
In hoger beroep vordert [appellant] dat het hof het vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, zijn vorderingen alsnog volledig toewijst. Hij voert drie grieven aan tegen het vonnis. Ten eerste stelt hij dat het gebrek aan een rechterlijke machtiging is geheeld en dat hij genoegzaam heeft aangetoond dat de Rolex Polizia aan zijn zoon toebehoort. Ten tweede is de rechtbank volgens Weekens ten onrechte voorbij gegaan aan de bewijsmiddelen die hij had overgelegd ter onderbouwing van zijn eigendom van de Rolex Submariner. Ten derde betoogt [appellant] dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat de ring op de foto zoals overgelegd bij de conclusie van antwoord de ring is met veilingnummer 8593-50. De ontvanger heeft de grieven bestreden.

4.De beoordeling in hoger beroep

ontvankelijkheid
4.1.
[appellant] heeft door overlegging van de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 14 januari 2015 (productie 2 van [appellant] in hoger beroep) genoegzaam aangetoond dat hij en zijn vrouw gemachtigd zijn een gerechtelijke procedure te voeren in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van hun minderjarige zoon [N]. Gelet op het feit dat de beschikking is gegeven enkele maanden nadat [appellant] gedeeltelijk niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het ontbreken van een machtiging (8 oktober 2014) en rondom het moment dat [appellant] het hoger beroep daartegen aanhangig heeft gemaakt (7 januari 2015) is voldoende duidelijk dat de beschikking is gegeven ten behoeve van deze procedure.
4.2.
Anders dan de Ontvanger stelt, is niet van belang dat in deze procedure alleen [appellant] optreedt als procespartij en niet ook zijn vrouw. Het hof begrijpt dat de Ontvanger daarmee heeft willen suggereren dat [appellant] niet bevoegd is deze procedure te voeren zonder zijn vrouw. Die suggestie is onjuist. [appellant] en zijn vrouw hebben sinds hun huwelijk gezamenlijk gezag over hun zoon. Uit artikel 1:253i BW volgt dat bij gezamenlijk gezag iedere ouder alleen bevoegd is het kind te vertegenwoordigen mits niet van bezwaren van de andere ouder is gebleken. Aan die laatste voorwaarde is in dit geval voldaan.
4.3.
Het voorgaande brengt mee dat de tegen de niet-ontvankelijkheidsverklaring gerichte grief moet slagen en dat het bestreden vonnis in zoverre zal moeten worden vernietigd. Tot toewijzing van de vordering met betrekking tot de Rolex Polizia kan dat (nog) niet leiden omdat, zoals hierna zal worden geoordeeld, (nog) niet vast staat dat de zoon van [appellant] daadwerkelijk eigenaar is van dit horloge.
eigendom
4.4.
[appellant] heeft – terecht – geen grieven gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat op [appellant] de plicht rust te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij of zijn zoon eigenaar is van de sieraden.
4.5.
[appellant] stelt dat hij:
 de Rolex Submariner in februari 2011 heeft gekregen van zijn vader, die het horloge op 21 augustus 2010 voor £ 4.800,- heeft gekocht bij het bedrijf Watches of Distinction Ltd.;
 de Rolex Polizia heeft geschonken aan zijn zoon en op 24 september 2010 voor £ 25.000 heeft gekocht bij de juwelierszaak Lex Jewellery van Lyndon Hudson, die het horloge op zijn beurt op 24 augustus 2010 voor £ 55.000 heeft gekocht bij het bedrijf Watch Club Company;
 de ring en de ketting op 24 september 2010 voor respectievelijk £ 1.200 en £ 16.000 heeft gekocht bij de juwelierszaak Lex Jewellery van Lyndon Hudson, die deze sieraden heeft laten maken bij een juwelier in Dubai;
 het Cartier horloge op 24 september 2010 heeft gekocht bij de juwelierszaak Lex Jewellery van Lyndon Hudson;
 eind juni 2015 een laatste betaling voor de ring, ketting en het Cartier horloge heeft gedaan.
De ontvanger heeft de stellingen gemotiveerd bestreden. Daarom kan vooralsnog niet worden uitgegaan van de juistheid van die stellingen en zal het hof [appellant] opdragen zijn stellingen te bewijzen.
4.6.
Het hof beschikt al over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is.

5.Beoordeling van het hoger beroep

Het hof
5.1.
draagt [appellant] op bewijs te leveren van zijn in rechtsoverweging 4.5 genoemde stellingen;
5.2.
bepaalt dat, indien [appellant] getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. P.H. Blok op donderdag 24 november 2016 om 13:00 uur;
5.3.
bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden november 2016 tot en met januari 2017, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. P.H. Blok, mr. M.E. Honée en mr. S.A. Boele en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.