ECLI:NL:GHDHA:2016:29

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
BK 15/00776
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak inzake inkomstenbelasting en griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 januari 2016 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 23 september 2014, waarin het hoger beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende, [X] te [Z], had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2010, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 19.082. Na afwijzing van zijn bezwaar door de Inspecteur, had de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna ging de belanghebbende in hoger beroep, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 118 niet was voldaan.

In het herzieningsverzoek stelde de belanghebbende dat er geen griffierecht verschuldigd zou zijn voor de behandeling van het verzoek tot herziening. Het Hof verwierp dit betoog, verwijzend naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het griffierecht verschuldigd is op het moment van indiening van het verzoek. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet in verzuim was geweest en dat er geen andere redenen waren aangevoerd voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Daarom werd het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, en het Hof achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij ook het griffierecht voor het cassatieberoep van toepassing is.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-15/00776

Uitspraak van 12 januari 2016

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
op het verzoek van belanghebbende tot herziening van de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 23 september 2014, nummer BK-14/00077, betreffende de hierna vermelde aanslag.

Aanslag, beschikking, bezwaar en geding in eerste en tweede aanleg

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.082.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 118. Het verschuldigde griffierecht is niet voldaan. Het Hof heeft na vereenvoudigde behandeling bij de hiervoor vermelde uitspraak van 23 september 2014 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Loop van het geding in het herzieningsverzoek

2.1.
Belanghebbende heeft herziening verzocht van laatst vermelde uitspraak. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 118. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 december 2015, gehouden te Den Haag. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. De Inspecteur is wel, doch belanghebbende is niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 6 oktober 2015 aan de gemachtigde van belanghebbende, [Y] , op het adres [A] te [Z] ter attentie van de heer [B] , onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Blijkens bij PostNL ingewonnen informatie, welke aan het dossier is toegevoegd, is de vorenbedoelde brief op 7 oktober 2015 aan de heer [B] op het voormelde adres uitgereikt.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

3.1.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 10 september 2015, die blijkens bij PostNL ingewonnen informatie, welke aan het dossier is toegevoegd, is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, herinnerd aan de verschuldigdheid van griffierecht ter zake van het verzoek tot herziening en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
3.2.
Belanghebbende heeft onder verwijzing naar het arrest (van de civiele kamer) van de Hoge Raad van 19 september 2014, nr. 13/06217, ECLI:NL:HR:2014:2741 en het arrest van de Hoge Raad 17 oktober 2014, nr. 14/02168, ECLI:NL:HR:2014:3001, V-N 2014/59.1.6 betoogd dat voor het in behandeling nemen van het herzieningsverzoek vooraf geen griffierecht verschuldigd is. Dit betoog faalt, aangezien het in strijd is met het bepaalde in artikel 8:119, derde en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waaruit volgt dat het griffierecht verschuldigd is ten tijde van de indiening van het verzoek tot herziening. Uit de hiervoor bedoelde arresten kan de door belanghebbende voorgestane conclusie evenmin worden afgeleid. In het als eerst vermelde arrest is de verzoekster in de betreffende herzieningsprocedure door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3. Uit punt 3 van de conclusie volgt dat i) voor zover het verzoek gegrond was op artikel 8:119 Awb, verzoeker niet in haar verzoek kon worden ontvangen omdat die bepaling uitsluitend betrekking heeft op beslissingen van de bestuursrechter en dat ii) niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor een herroeping (artikel 390 en 384 Rv). Het andere arrest betreft een zaak die door de Hoge Raad is afgedaan met toepassing van artikel 81 RO. Hieruit kan niet méér worden afgeleid dan dat de aangevoerde klacht niet tot cassatie kon leiden en niet noopte tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.3.
Andere redenen voor het niet tijdig bijgeschreven of gestort zijn van het griffierecht zijn gesteld noch gebleken. In het verzoek tot herziening kan evenmin een beroep op betalingsonmacht worden gelezen (vgl. HR 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197). Hetgeen belanghebbende in zijn verzoek tot herziening aanvoert (zie 3.2 hiervoor) vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
3.4.
Het verzoek tot herziening moet derhalve op grond van artikel 8:41, lid 6, tweede volzin, in verbinding met artikel 8:119, lid 3, van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

Proceskosten

4.1.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. P.J.J. Vonk, W.M.G. Visser en Chr.Th.P.M. Zandhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.S.H.M. Strik. De beslissing is op 12 januari 2016 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.