[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1958,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 oktober 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 augustus 2012 te Rozenburg (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (telkens)(meermalen)
- brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij]; het bestaande dat geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hieruit:
- dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] bij de keel heeft gepakt en/of
- dat hij, verdachte, heeft geduwd op de keel van die [benadeelde partij] en/of
- dat hij, verdachte, die [benadeelde partij] op het bed heeft gegooid/geduwd en/of
- dat hij, verdachte, zichzelf en/of die [benadeelde partij] heeft uitgekleed en/of
- dat hij, verdachte, de benen van die [benadeelde partij] in zijn nek heeft gelegd en/of
- dat hij, verdachte, een schaar en/of een mes heeft getoond aan en/of tegen de keel heeft gehouden van die [benadeelde partij] en/of
- dat hij, verdachte, voorbij is gegaan aan de (verbale en non-verbale) protesten van die [benadeelde partij] en/of
- dat er sprake was van uit feitelijke verhoudingen (te weten de relatie stiefvader - stiefdochter) en/of omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of (aldus) dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- dat hij, verdachte, (aldus) een voor die [benadeelde partij] dreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2009 tot en met 1 augustus 2012 te Rozenburg (telkens) met zijn minderjarig stiefkind, te weten [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1994, ontucht heeft gepleegd, namelijk het (telkens) (meermalen)
- brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij].
- betasten van de (ontblote) borst(en) van die [benadeelde partij] en/of
- ( laten) betasten van zijn, verdachtes, penis en/of schaamstreek door die [benadeelde partij] en/of
- ( laten) aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof overweegt dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. In dit geval is de belangrijkste getuige de aangeefster.
Om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen dient de verklaring van de aangeefster voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal. Voor die andere bronnen geldt dat die niet allemaal mogen zijn terug te voeren tot dezelfde bron, in dit geval (de verklaring van) de aangeefster.
In het dossier bevinden zich naast de verklaringen van de aangeefster verklaringen van een aantal getuigen, waaronder de vriend van de aangeefster en de stiefmoeder van de aangeefster. Naar het oordeel van het hof bieden deze verklaringen en de overige stukken in het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, onvoldoende steun voor de verklaringen van de aangeefster om een bewezenverklaring ter zake van het onder 1 ten laste gelegde te kunnen dragen. Daar waar de verklaringen van de getuigen wel steun bieden aan de verklaringen van de aangeefster zijn deze enkel terug te voeren op dezelfde bron, te weten de aangeefster.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 september 2009 tot en met 1 augustus 2012 te Rozenburg
(telkens
)met zijn minderjarig stiefkind, te weten [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1994, ontucht heeft gepleegd, namelijk het
(telkens
) (meermalen)
- brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde partij].
- betasten van de (ontblote) borst(en) van die [benadeelde partij]
en/of
- (laten) betasten van zijn, verdachtes, penis en/of schaamstreek door die [benadeelde partij] en/of
- (laten) aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Overweging ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu het initiatief voor de ontuchtige handelingen niet van de verdachte, maar juist van de aangeefster uitging en de verdachte – naar zijn zeggen – de aangeefster ook steeds heeft aangesproken op haar gedrag.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof kunnen niet alle tenlastegelegde ontuchtige handelingen bewezen worden verklaard, nu de verklaringen van de getuigen in het dossier ten aanzien van een aantal van die handelingen onvoldoende steun bieden voor de verklaring van de aangeefster.
Daarentegen heeft de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij heel vaak de borsten van de aangeefster heeft betast. De verklaring van de aangeefster ten aanzien van het betasten van haar borsten wordt derhalve ondersteund door de verklaring van de verdachte en kan op dat onderdeel betrouwbaar worden geacht.
In de kern stelt de verdachte onder meer dat de aangeefster zelf bevorderde dat hij haar ontuchtig betastte doordat zij naakt bij hem op de bank kwam liggen. Het hof overweegt hierover als volgt.
Artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht strekt ertoe minderjarigen te beschermen tegen ontuchtige handelingen gepleegd door een persoon van wie zij in het bijzonder afhankelijk zijn. Daarbij gaat het om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase, en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de (emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten. Minderjarigen dienen zodoende niet alleen beschermd te worden tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken, maar dienen ook beschermd te worden tegen zichzelf. Dit geldt te meer indien dit seksueel contact plaatsvindt met een (veel oudere) volwassene tot wie de minderjarige in een afhankelijkheidsrelatie staat.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte, als stiefvader, niet ter verontschuldiging van zijn gedrag erop kan wijzen dat het initiatief tot de ontuchtige handelingen in een aantal gevallen van de aangeefster is uitgegaan. Hij had de aangeefster moeten beschermen tegen zichzelf en had zich derhalve actiever dan hij heeft gedaan moeten distantiëren van seksuele initiatieven van de aangeefster jegens de verdachte. De verdachte had, na de eerste keer, moeten voorkomen dat hij in een situatie werd gebracht waarin het betasten van de (ontblote) borsten van de aangeefster mogelijk was. Dit is niet gebeurd. Het hof is gelet hierop van oordeel dat het betasten van de borsten, ook als het initiatief daartoe uitging van de aangeefster, als ontucht in de zin van artikel 249 Wetboek van Strafrecht moet worden aangemerkt.
Het hof acht dan ook het onder 2 ten laste gelegde bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op: