Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest d.d. 27 september 2016
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
roceskosten
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de afwikkeling van financiële verplichtingen tussen een vrouw en een man na de beëindiging van hun affectieve relatie. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzet tegen een verstekvonnis gegrond werd verklaard. De rechtbank had onder andere bepaald dat de vrouw een bedrag van € 17.092,50 aan de man moest betalen in verband met de aflossing van een doorlopend krediet bij Defam. De vrouw vorderde in hoger beroep dat het vonnis zou worden vernietigd en dat haar vorderingen in eerste aanleg alsnog zouden worden toegewezen.
De man had in incidenteel appel ook grieven ingediend, waarbij hij onder andere de vernietiging van het bestreden vonnis vorderde. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank als uitgangspunt genomen, aangezien daartegen geen grieven zijn ingediend. Het hof heeft de waarde van de woning, die in de akte van verdeling is opgenomen, beoordeeld aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Het hof oordeelde dat de WOZ-waarde van de woning niet als definitieve waarde kon worden aangenomen, omdat partijen niet in onderling overleg de waarde hebben vastgesteld.
Het hof heeft de vordering van de vrouw tot betaling van de helft van de onderwaarde van de woning en de aflossing van het krediet bij Defam beoordeeld. Het hof oordeelde dat de vrouw een bedrag van € 3.475,- aan de man moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de overige vorderingen van de man in hoger beroep werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is uitgesproken op 27 september 2016.