In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van diefstal door een contant geldbedrag van 70 euro, dat door het slachtoffer was gepind, zich toe te eigenen bij een geldautomaat. De verdachte heeft op 20 november 2015 in Rotterdam het geld uit de pinautomaat gepakt en beweerde dat het geld van hem was, terwijl hij wist dat dit niet het geval was. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd, en het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een voltooide diefstal. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.