ECLI:NL:GHDHA:2016:3608

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
22-001139-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontucht met minderjarige en jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van ontucht met twee minderjarige meisjes, van wie de jongste 12 jaar oud was. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van de meest ernstige beschuldigingen, maar veroordeeld tot jeugddetentie voor 251 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na onderzoek op de zittingen van 13 augustus 2015 en 1 september 2016.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de benadeelde partijen inconsistent waren, wat leidde tot twijfels over hun betrouwbaarheid. De verdachte is vrijgesproken van de meest ernstige beschuldigingen, maar het hof heeft wel bewezen geacht dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de 12-jarige benadeelde partij 2. De verdachte is veroordeeld tot 5 maanden jeugddetentie.

Daarnaast heeft het hof de vordering van benadeelde partij 2 tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat de verdachte aansprakelijk is voor zowel materiële als immateriële schade. De totale schadevergoeding is vastgesteld op € 1.042,60, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van jonge slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001139-15
Parketnummer: 10-661197-14
Datum uitspraak: 15 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 26 februari 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1994 te [geboorteplaats](Nederlandse Antillen),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 13 augustus 2015 en 1 september 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 251 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de verdachte is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat hij gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een behandeling, aangeboden door De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Het voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven met ingang van de dag waarop het voorarrest gelijk werd aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie. Tot slot zijn de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Zij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [benadeelde partij 1],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- die [benadeelde partij 1] (met kracht) vastpakken en/of in de/een arm(en) knijpen, en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] zeggen: "kleed je uit" en/of "ga liggen", en/of
- op die [benadeelde partij 1] gaan liggen, en/of
- de benen van die [benadeelde partij 1] uit elkaar duwen, en/of
- met zijn, verdachtes penis ruw en/of hardhandig penetreren in de vagina van die [benadeelde partij 1];
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 16 mei 2014 te Capelle aan den IJssel met [benadeelde partij 1] (geboren [geboortejaar] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [benadeelde partij 1];
2 primair:
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij 2], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [benadeelde partij 2],
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- de broek en/of onderbroek van die [benadeelde partij 2] open te maken en/of naar beneden te trekken/doen, en/of
- die [benadeelde partij 2] op bed duwen, en/of
- de hand(en) van die [benadeelde partij 2] (die zij uit bescherming voor haar vagina had gedaan/gehouden) wegduwen, en/of
- op die [benadeelde partij 2] gaan liggen, en/of
- de benen van die [benadeelde partij 2] uit elkaar duwen, en/of;
- met zijn, verdachtes penis ruw en/of hardhandig penetreren in de vagina van die [benadeelde partij 2];
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 01 maart 2014 te Capelle aan den IJssel met [benadeelde partij 2] (geboren [geboortejaar] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 2], namelijk het brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [benadeelde partij 2].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is -met de advocaat-generaal- van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is voorts van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Op 4 juni 2014 is aangifte gedaan door de moeder van [benadeelde partij 1]. [benadeelde partij 1] zou op 16 mei 2014 zijn verkracht door een jongen genaamd “[naam]”. De verkrachting zou hebben plaatsgevonden “achter de flat, [adres] te Capelle aan den IJssel”. [benadeelde partij 1] heeft op 3 juli 2014 tijdens het studioverhoor verklaard dat zij met “[verdachte]” in zijn huis seks heeft gehad. Er was daarbij sprake van “hard vastgrijpen” en “gewoon geweld”, aldus [benadeelde partij 1]. De woning zou zich in een flat bevinden, aan de achterkant van de [adres]. Het huis zou echter ook van een van zijn vrienden kunnen zijn. Tot slot heeft [benadeelde partij 1] op 26 oktober 2015 bij de raadsheer-commissaris weer anders verklaard, namelijk dat zij eerst met ene [naam] en vervolgens met “[verdachte]” seks heeft gehad en dat dit in het bos is gebeurd. Met [naam] had zij seks terwijl zij tegen een boom stond en met “[verdachte]” terwijl zij in het bos op de grond lag. Daarbij was ook ene [meisje] en die had ook met beide mannen seks gehad. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd, nu zij steeds wisselend heeft verklaard.
Uit de zich in het dossier bevindende gesprekken op Facebook tussen [benadeelde partij 1] en een persoon, zich noemende “[verdachte]” blijkt dat zij seks met elkaar hebben gehad en dat “[verdachte]” aan [benadeelde partij 1] heeft verzocht “goud” voor hem te regelen. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij “[verdachte]” wordt genoemd, dat hij [benadeelde partij 1] kent en een keer bij haar thuis is geweest om goud op te halen. Door de raadsvrouw is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat haar cliënt niet degene is geweest die zich op Facebook als “[verdachte]” heeft uitgegeven. Het zou heel goed [naam] geweest kunnen zijn, die zich voor “[verdachte]” heeft uitgegeven. Deze stelling wordt volgens de raadsvrouw ondersteund door het proces-verbaal van aangifte van de moeder van [benadeelde partij 1] d.d. 4 juni 2014, waaruit is gebleken dat “[verdachte]” samen met een vriend, [naam], bij haar aan de deur is geweest en dat [naam] heeft gezegd dat hij zijn geld verdiend met goudhandel. Ook is het [naam] geweest die aan de moeder van [benadeelde partij 1] een gouden ring heeft teruggegeven. De moeder van [benadeelde partij 1] heeft ook verklaard dat “[verdachte]” op Facebook zijn naam heeft veranderd naar “[naam]”. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat nu niet kan worden uitgesloten dat iemand anders dan de verdachte onder de naam “[verdachte]” met [benadeelde partij 1] gesprekken heeft gevoerd op Facebook, die gesprekken niet kunnen bijdragen aan het bewijs dat de verdachte seks heeft gehad met [benadeelde partij 1].
Het hof is –met de raadsvrouw- van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders dan de verdachte onder de naam “[verdachte]” op Facebook de zich in het dossier bevindende gesprekken met [benadeelde partij 1] heeft gevoerd en dat die gesprekken geen ondersteuning bieden voor de wisselende verklaringen van [benadeelde partij 1]. Naar het oordeel van het hof zijn deze verklaringen dermate wisselend dat aan de betrouwbaarheid daarvan getwijfeld kan worden. Het voorstaande brengt het hof tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte ook daarvan wordt vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks01 maart 2014 te Capelle aan den IJssel met [benadeelde partij 2] (geboren [geboortejaar] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een
of meerontuchtige handeling
(en)heeft gepleegd, die bestond
(en)uit
of mede bestond(en) uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 2], namelijk het brengen en
/ofhouden van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [benadeelde partij 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en dat de verdachte.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds 13 jaar oud, een en ander op de bewezen verklaarde wijze.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil van zes jaar voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van jonge kinderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, zij het een andersoortig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 27 mei 2016 van Reclassering Nederland waarin is geconcludeerd dat op basis van informatie uit Pro Justitia rapportage en de uitkomst van het toegepaste wegingskader door Reclassering Nederland het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Daarin gelden als zwaarwegende factoren het beperkte delict verleden, gebrekkige handelingsvaardigheden in combinatie met licht verstandelijke beperkingsproblematiek en de wenselijkheid voor pedagogische hulpverlening en begeleiding door de William Schrikkers Groep voort te zetten. Het hof kan zich vinden in de conclusies van dit rapport en maakt deze tot de zijne en zal gezien de persoonlijkheid van de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit in dit geval met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.042,60, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 42,60 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. Voldoende aannemelijk is dat de wijze waarop de verdachte seks heeft gehad met het slachtoffer – gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer - schadelijk is geweest voor de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer. De vordering leent zich derhalve - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.042,60 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 5 (vijf) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [benadeelde partij 2]ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.042,60 (duizend tweeënveertig euro en zestig cent) bestaande uit € 42,60 (tweeënveertig euro en zestig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.042,60 (duizend tweeënveertig euro en zestig cent) bestaande uit € 42,60 (tweeënveertig euro en zestig cent) materiële schade en
€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. M. Moussault en mr. H.A. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 september 2016.
Mr. H.A. Holthuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.