ECLI:NL:GHDHA:2016:3610

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
22-000084-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met poging tot doodslag en diefstal van bankpas

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer gewelddadige woningoverval. De verdachte heeft geprobeerd het slachtoffer door verwurging om het leven te brengen, waarbij hij gebruik maakte van een halsketting, een brillenkoordje en uiteindelijk een tiewrap. Het slachtoffer heeft zich met haar vingers weten te verzetten tegen de verwurging, maar verkeerde in levensgevaar en heeft de verdachte uiteindelijk geld aangeboden om haar leven te redden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een bankpas en een aanzienlijk geldbedrag van een 65-jarige man, waarbij hij misbruik maakte van diens kwetsbare positie door hulp aan te bieden bij internetbankieren. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, waarbij de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar hebben meegewogen in de strafmotivering. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar de strafoplegging verhoogd ten opzichte van de eerdere uitspraak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000084-15
Parketnummer: 09-818574-14
Datum uitspraak: 1 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1979,
thans gedetineerd in PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 mei 2015, 1 juni 2015, 30 mei 2016 en 17 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van € 5.100,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp aan de verdachte zal worden teruggegeven.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen ter zake van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot is er een beslissing genomen ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, zoals nader in het vonnis waarvan beroep vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te Zoetermeer ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet (een) tie-wrap(s) om de nek/hals van die [benadeelde partij 1] heeft vastgemaakt en/of (vervolgens) hard aan die tie-wrap(s) heeft getrokken en/of deze strakker vast heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal (met geweld) van een geldbedrag in/uit een woning en/of afpersing van een geldbedrag in een woning (als bedoeld in artikel 310 juncto 311 Wetboek van Strafrecht en/of artikel 312 lid 1 en 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die strafbare feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan dat strafbare feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van circa 150 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
EN/OF
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van circa 150 euro, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het zeggen tegen die [benadeelde partij 1] "dit is een overval" en/of (vervolgens)
- het (van achteren) beetpakken en/of (vervolgens)
- het (met kracht) op de grond drukken/duwen en/of op de grond gedrukt/geduwd houden van die [benadeelde partij 1] en/of
- het in het zicht van die [benadeelde partij 1] hebben/houden en/of aan die [benadeelde partij 1] tonen van een (opengeklapt) (zak)mes en/of
- het vasthouden van die [benadeelde partij 1] en/of
- het op de rug zitten van die [benadeelde partij 1] terwijl zij (op haar buik) op de grond lag en/of
-het houden van zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [benadeelde partij 1] en/of
- het (van achteren) hard trekken aan de halsketting die die [benadeelde partij 1] om haar hals/nek droeg en/of
- het (van achteren) hard trekken aan het brillenkoordje dat die [benadeelde partij 1] om haar hals/nek droeg en/of
- het vastmaken van (een) tie-wrap(s) om de hals/nek van die [benadeelde partij 1] en/of
- het strak aantrekken van die tie-wrap(s) om de hals/nek van die [benadeelde partij 1]
2:
hij op of omstreeks 13 mei 2014 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas (ABN Amro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij in de periode van 13 tot en met 14 mei 2014 te Zoetermeer en/of Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening op verschillende tijdstippen meermalen heeft weggenomen verschillende geldbedragen (van in totaal 5.150 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te hebben gebracht door met een op naam van [benadeelde partij 3] staande ABN Amro-bankpas en een aldus niet voor gebruik door hem, verdachte, bestemde pinpas, die geldbedragen uit één of meerdere pinautomaten op te nemen;
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2016 overeenkomstig de door hem overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen voorwaardelijk – indien het hof de resultaten van het DNA-onderzoek op de kabelbinders voor het bewijs wenst te bezigen – verzocht dat alsnog nader onderzoek wordt gedaan naar de resultaten van het DNA-onderzoek op de kabelbinders, welk verzoek eerder op de terechtzitting in hoger beroep van 30 mei 2016 werd ingediend en toegelicht.
Het hof wijst het voorwaardelijk verzoek van de raadsman af nu door de verdediging geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd op grond waarvan het verzoek noodzakelijkerwijs alsnog gehonoreerd zou moeten worden. Het hof ziet - conform de motivering zoals weergegeven in het proces-verbaal van 30 mei 2016 (in het proces-verbaal staat abusievelijk 30 mei 2106) – de noodzaak tot een dergelijk nader onderzoek niet in.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf, en de motivering daarvan en de beslissing ten aanzien van het beslag.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvullingen en verbeteringen aanbrengt.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Het hof vult de bewijsoverweging met als kopje “Kwalificatie van het handelen” na de laatste alinea (op pagina 11 van het vonnis) als volgt aan.
Uit de door de verdachte tegenover aangeefster gedane mededeling ‘dit is een overval’ blijkt naar het oordeel van het hof dat de verdachte van meet af aan oogmerk had om geld en/of goederen weg te nemen.
Hiernaast vult het hof de bewijsoverweging met als kopje “3.4.1.2 Verklaringen en bevindingen in het dossier” na de laatste alinea (op pagina 8 van het vonnis) als volgt aan.
Het onderzoek naar biologische sporen op de kabelbinders
In hoger beroep is nader onderzoek gedaan naar de biologische sporen op de kabelbinders. Uit dit onderzoek blijkt dat tussen het onvolledige Y-chromosomale DNA-profiel van het bloed/celmateriaal in de bemonstering AAFB4928NL#02 en het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte [verdachte] [x] een match is gevonden.
Om de bewijskracht van deze gevonden match te kunnen formuleren in verbale termen van waarschijnlijkheid is het onderstaand hypothesepaar beschouwd:
Hypothese 1: Het mannelijke DNA in deze bemonstering is afkomstig van de verdachte [verdachte] of van een in de mannelijke lijn aan deze verdachte verwante man.
Hypothese 2: Het mannelijke DNA in deze bemonstering is afkomstig van een andere, willekeurig gekozen, niet in de mannelijke lijn aan de verdachte [verdachte] verwante man.
Uit deze evaluatie wordt geconcludeerd dat de verkregen resultaten van het Y-chromosomale DNA-onderzoek aan de bemonstering [x] zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [1]
Verbeteringen met betrekking tot de voetnoten
  • Voetnoot 1: wordt aangevuld met “dossier 4 (blz. 338-343), dossier 5 (blz. 344-348), dossier 6 (blz. 349-371) en proces-verbaal forensisch technisch onderzoek BVH-nummer 2014-121249 d.d. 15 september 2014”;
  • Voetnoot 10: “huisarts” wordt gewijzigd in “vaatchirurg van het Lage Land ziekenhuis” en “blz. 283” wordt gewijzigd in “blz. 293”;
  • Voetnoot 20: “blz. 168 en 171, met als bijlage een geschrift, te weten een zestal foto’s, blz. 173-175” wordt gewijzigd in “blz. 171”;
  • Voetnoot 22: wordt aangevuld met “bijlage bij proces-verbaal forensisch technisch onderzoek”;
  • Voetnoot 23: wordt aangevuld met “bijlagen bij proces-verbaal forensisch technisch onderzoek”;
  • Voetnoot 24: wordt aangevuld met “bijlage bij proces-verbaal forensisch technisch onderzoek”.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve -behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling en verbetering van bovenstaande gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich — zoals onder feit 1 primair bewezenverklaard — schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige woningoverval waarbij hij het slachtoffer heeft geprobeerd door verwurging om het leven te brengen. Hij heeft bij zijn pogingen om haar te verwurgen eerst gebruik gemaakt van haar halsketting en het koordje van haar bril en ten slotte van een tiewrap. Ook is het slachtoffer op haar buik op de grond geduwd, waardoor haar bril in haar gezicht werd geduwd met letsel tot gevolg. Verdachte is vervolgens — terwijl het slachtoffer op haar buik lag — bovenop haar rug gaan zitten en heeft het koordje van haar bril strakker om haar nek getrokken en vervolgens een tiewrap om haar nek gedaan en deze steeds strakker aangetrokken. Door haar vingers tussen haar nek en de tiewrap te houden heeft het slachtoffer verdere verwurging kunnen voorkomen. Zij verkeerde in ademnood en heeft zich zodanig bedreigd gevoeld dat zij in een uiterste poging om haar leven te redden, verdachte heeft gewezen op een geldbedrag in een enveloppe. Het slachtoffer heeft dit bedrag aan verdachte gegeven waarna hij is weggevlucht.
Het hof rekent het verdachte te meer aan dat hij het slachtoffer in haar eigen woning, waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, op deze gewelddadige wijze heeft beroofd en dat het een ouder en derhalve extra kwetsbaar slachtoffer betrof. Verdachte is bovendien uiterst doelmatig en berekenend te werk gegaan. Dit volgt uit de omstandigheid dat hij — eerder die middag — eerst een tijd met het slachtoffer heeft gesproken, kennelijk om haar vertrouwen te winnen, waarna hij op slinkse wijze toegang heeft weten te krijgen tot haar woning.
Voor het slachtoffer is het delict een zeer beangstigende ervaring geweest. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan langdurig en op indringende wijze last blijven houden. Verdachte heeft door het plegen van dit feit een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer in haar eigen woning. Verdachte is uitsluitend op financieel gewin uit geweest en is op stuitende wijze voorbijgegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daar komt nog bij dat door woningovervallen de rechtsorde ernstig wordt geschokt en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij worden aangewakkerd of versterkt.
Op een dergelijk ernstig feit, waarbij verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van een kwetsbaar slachtoffer op leeftijd, kan naar het oordeel van het hof niet anders worden gereageerd dan door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Hoewel het hof bij de straftoemeting het zwaarste gewicht toekent aan het onder feit 1 primair bewezenverklaarde, heeft verdachte zich, zoals onder feit 2 en 3 bewezen is verklaard, tevens schuldig gemaakt aan diefstal van een bankpas en een groot geldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij 3]. Verdachte heeft ook bij deze feiten misbruik gemaakt van het vertrouwen en de kwetsbare positie van het 65-jarige slachtoffer door hem hulp aan te bieden bij het internetbankieren. Verdachte heeft de pinpas en de code ontfutseld en vervolgens in twee dagen tijd diverse pintransacties verricht voor een totaalbedrag van € 5.150,-. Het slachtoffer heeft als gevolg van het handelen van verdachte, naast overlast ook financiële schade ondervonden. Verdachte heeft met zijn handelen geen blijk gegeven van respect voor andermans eigendom en heeft zich op een snelle en eenvoudige wijze een groot geldbedrag toegeëigend, waarbij hij louter zijn eigen geldelijk gewin voor ogen heeft gehad.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2016.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat de ernst van de feiten de oplegging van een hogere straf dan opgelegd door de rechtbank rechtvaardigt en dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, op de in kopie aan dit arrest gehechte beslaglijst aangeduid als “1.00 STK Plakband”, zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten nu niet kan worden vastgesteld aan wie dit voorwerp toebehoort.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 288, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging, en de motivering daarvan, en ten aanzien van de beslissing omtrent het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Plakband.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.A. Schuering en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 december 2016.
Mr. C.J. van der Wilt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.24A Rapport NFI d.d. 6 november 2015 Aanvullend onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval gepleegd in Zoetermeer op 18 juni 2014 (losse bijlage, ongenummerd)