ECLI:NL:GHDHA:2016:3685

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
22-004803-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar en mishandeling in het openbaar vervoer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van belediging van een ambtenaar en mishandeling. De feiten vonden plaats op 12 mei 2013 te 's-Gravenhage, waar de verdachte, nadat hem in de tram was gevraagd zijn vervoersbewijs te tonen, beledigende en bedreigende uitspraken deed richting twee personen, en een buitengewoon opsporingsambtenaar van de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM) met een steen bekogelde. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van de zwaarste beschuldigingen, maar veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, voor de minder zware beschuldigingen. Het hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen van de zwaarste beschuldigingen, maar heeft de bewezenverklaring van de minder zware feiten bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijk deel van 20 uren, en moet een schadevergoeding van € 175,- betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor afdoening van de zaak en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004803-15
Parketnummer: 09-087119-13
Datum uitspraak: 12 juli 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 28 oktober 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1996,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juni 2016. Het onderzoek heeft plaatsgevonden met gesloten deuren.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] is toegewezen tot € 175,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 mei 2013 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met verkrachting en/of enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik kom vanavond wel soep bij je eten, als je echt wil laten zien hoe groot je bent, stap dan uit" en/of "Ik ga jou moeder in haar kont neuken" en/of "Ik weet waar je woont, wacht maar" en/of "Ik kom vanavond bij jou thuis tomatensoep eten, ik weet je te vinden" en/of "Kom naar buiten, dan gaan jullie het zien" en/of "Ik neuk jouw moeder", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
1. subsidiair :
hij op of omstreeks 12 mei 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 1], in het openbaar mondeling heeft beledigd, door "Ik ga jou moeder in haar kont neuken";
2:
hij op of omstreeks 12 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 3], buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de Haagse Tramweg Maatschappij, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een steen, althans een zwaar voorwerp, tegen diens borst, althans tegen diens lichaam heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 mei 2013 te 's-Gravenhage, opzettelijk mishandelend een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde partij 3], buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de Haagse Tramweg Maatschappij, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, (met kracht) een steen, althans een zwaar voorwerp tegen diens borst, althans diens lichaam heeft gegooid, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is –met de advocaat-generaal- van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks12 mei 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon genaamd [benadeelde partij 1], in het openbaar mondeling heeft beledigd, door
te zeggen"Ik ga jou
wmoeder in haar kont neuken";
2:
hij op
of omstreeks12 mei 2013 te 's-Gravenhage, opzettelijk mishandelend een buitengewoon opsporingsambtenaar, te weten [benadeelde partij 3], buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de Haagse Tramweg Maatschappij, gedurende
en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
(met kracht
)een steen,
althans een zwaar voorwerptegen diens borst
, althans diens lichaamheeft gegooid, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 onbekend bewezen verklaarde levert op:

eenvoudige belediging.

Het onder 2 onbekend bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich nadat hem in de tram gevraagd was zijn vervoersbewijs te tonen, op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in dienst van de Haagse Tramweg Maatschappij (HTM). Aldus heeft de verdachte de eer en goede naam van het slachtoffer aangerand. De verdachte heeft door het gooien van een steen tegen de borst van een andere medewerker van de HTM een inbreuk gemaakt op diens lichamelijke integriteit.
De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor het openbaar gezag. Ambtenaren met een publieke taak moeten in het belang van de openbare orde kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met agressief gedrag vanuit het publiek.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Daarentegen is de verdachte op 13 mei 2016 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag, derhalve na de pleegdatum van het onderhavige feit, veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft geconstateerd dat in eerste aanleg de redelijke termijn voor afdoening van de zaak, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is overschreden nu vanaf het eerste verhoor van de verdachte op 12 mei 2013 en de datum waarop vonnis is gewezen, te weten 28 oktober 2015, meer dan 16 maanden zijn verstreken. Het hof zal die overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat een deel van de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van 40 uur voorwaardelijk zal worden opgelegd.
Het hof houdt bij het bepalen van de straf eveneens rekening met het feit dat de medewerkers van de Haagse Tramweg Maatschappij op behoorlijk forse wijze tegen de verdachte zijn opgetreden bij zijn aanhouding.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 350,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot € 175,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in het overige van de vordering.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 175,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 175,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77y, 77z, 77aa, 266, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder
2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 175,- (honderdvijfenzeventig euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 175,- (honderdvijfenzeventig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. G. Knobbout en mr. G.J.W. van Oven, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2016.
Mr. G.J.W. van Oven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.