ECLI:NL:GHDHA:2016:3687

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
22-000370-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van belaging van een slachtoffer, waarbij hij gedurende een periode van meer dan een jaar herhaaldelijk brieven en e-mails heeft gestuurd, ondanks dat het slachtoffer had aangegeven geen contact meer te willen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, met het doel haar te dwingen tot bepaalde gedragingen en haar vrees aan te jagen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met een proeftijd van 2 jaren, en een bijzondere voorwaarde dat hij gedurende deze proeftijd geen contact mag opnemen met het slachtoffer, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging heeft genomen. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft na de bewezen verklaarde periode geen contact meer gezocht met het slachtoffer. Het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000370-16
Parketnummer: 09-241526-15
Datum uitspraak: 6 september 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 januari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlands-Indië) op [geboortejaar] 1942,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Aan de verdachte is de bijzondere voorwaarde opgelegd dat hij gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, hebben of zoeken met [benadeelde partij]. De gestelde voorwaarde en het uit te oefenen toezicht op de naleving van de voorwaarde zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 01-05-2014 tot en met 10-08-2015 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, veelvuldig brieven en/of e-mails aan voornoemde [benadeelde partij] gestuurd en/of een brief gestuurd aan een collega van voornoemde [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
de periode vanof omstreeks01-05-2014 tot en met 10-08-2015 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij],
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [benadeelde partij]
, in elk geval die anderte dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, veelvuldig brieven en
/ofe-mails aan voornoemde [benadeelde partij] gestuurd en
/ofeen brief gestuurd aan een collega van voornoemde [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere motivering
Het hof heeft aan de hand van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode, ruim een jaar, veelvuldig, lange, brieven en e-mails heeft verzonden aan [benadeelde partij], terwijl [benadeelde partij] hem duidelijk had aangegeven dat zij geen contact meer met hem wilde. De verdachte heeft ook een brief verstuurd aan een collega van [benadeelde partij], met de kennelijke bedoeling informatie over [benadeelde partij] binnen haar werkorganisatie te verspreiden.
De verdachte heeft bekend dat hij de betreffende brieven en e-mailberichten heeft verstuurd.
Het hof heeft vastgesteld dat de inhoud van de brieven en e-mailberichten aan [benadeelde partij] onder meer opvallen door hun dwingende en eisende taalgebruik. De verdachte heeft aan [benadeelde partij], onder meer, geschreven dat hij niet accepteert dat zij hem negeert en dat hij “maatregelen” gaat nemen en dat hij “gaat terugslaan”. Ook heeft de verdachte aan [benadeelde partij] geschreven dat hij excuses eist voor de door verdachte als beledigend ervaren wijze waarop [benadeelde partij] het contact met verdachte probeert te ontgaan c.q. te beëindigen. In dat kader heeft verdachte tevens gedreigd dat hij haar werkgever zou benaderen om aan te geven dat zij ongeschikt voor haar werk als arts is. Hij heeft de daad ook daadwerkelijk bij het woord gevoegd door de eerdergenoemde brief aan een collega van die [benadeelde partij] te sturen.
Uit het voorgaande blijkt het hof vooraleerst dat voormelde brieven en e-mailberichten door verdachte aan [benadeelde partij] zijn verstuurd met de kennelijke bedoeling haar te dwingen iets te doen en iets na te laten, in casu het aanbieden van excuses aan hem, verdachte, alsook het nalaten van het door verdachte als zodanig gepercipieerde “negeren” van hem, verdachte.
Het hof is tevens van oordeel dat, zeker nu verdachte daarmee ook is doorgegaan nadat hem duidelijk door [benadeelde partij] en de politie te verstaan was gegeven, dat verdachte het mailen en schrijven naar [benadeelde partij] diende te staken, verdachte de bewezenverklaarde gedragingen opzettelijk heeft gepleegd.
Gezien de inhoud en aard van voormelde uitingen, alsook in aanmerking nemende dat deze niet alleen werden geuit jegens [benadeelde partij], maar ook jegens een collega van [benadeelde partij], is het hof voorts van oordeel dat deze gedragingen/uitingen inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij], zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaarde gedragingen hadden naar het oordeel van het hof ook een stelselmatig karakter. Het hof heeft daarbij betrokken de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, waarbij het hof ook betrekt het feit dat verdachte in zijn berichten regelmatig refereert aan hem eerder door [benadeelde partij] vertrouwelijk medegedeelde zeer persoonlijke informatie omtrent haar geestelijke toestand in een bepaalde periode. Het hof heeft daarbij tevens de omstandigheden betrokken waaronder de gedragingen plaatsvonden, en het gezien de inhoud van de brieven evident vasthoudende karakter van verdachte’s eisen. Uit de aangifte van [benadeelde partij] blijkt ook dat verdachte’s handelen een negatieve invloed heeft gehad op haar persoonlijk leven en haar persoonlijke vrijheid.
Derhalve is het hof van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan belaging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Hij heeft het slachtoffer lastiggevallen door haar veelvuldig brieven en e-mails te sturen, terwijl het slachtoffer had aangegeven dat zij geen contact meer met de verdachte wilde. Hij heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans als beangstigend en bedreigend ervaren.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is –anders dan de advocaat-generaal- van oordeel dat geen termen bestaan voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarde, nu er geen sprake is van een situatie waarin er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Te meer nu de verdachte na de bewezen verklaarde pleegperiode niet wederom contact heeft gezocht met het slachtoffer en ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven ook geen contact meer te zullen zoeken.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 ( twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd
verbodenis
contactte leggen of te laten leggen met
[benadeelde partij], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. A. Kuijer en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 september 2016.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.