ECLI:NL:GHDHA:2016:3749

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
16 december 2016
Zaaknummer
22-005861-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord en veroordeling voor handelen in strijd met de Wet wapens en munitie na beroep op noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van poging tot moord, maar veroordeeld voor andere feiten, waaronder het bezit van een vuurwapen. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte voor de poging tot moord zou worden vrijgesproken, terwijl hij voor andere feiten een gevangenisstraf van drie jaar zou moeten krijgen. Het hof heeft geoordeeld dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen was, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan andere feiten, waaronder het afvuren van een kogel in de richting van een persoon, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof heeft het beroep op noodweer van de verdachte gehonoreerd, omdat hij zich verdedigde tegen een aanval met een vuurwapen. De verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot moord, maar is wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden waaronder geweld is gepleegd, en de rol van noodweer in strafzaken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005861-15
Parketnummer: 10-660156-15
Datum uitspraak: 16 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte},

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] [geboortemaand] 1995,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
2 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van de onder 1 primair impliciet primair (het hof begrijpt: de onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet primair) ten laste gelegde poging tot moord vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair impliciet subsidiair, het onder 1 alternatief en 2 (het hof begrijpt: het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair, het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 april 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een persoon genaamd [aangever] en/of één of meer inzittende(n) van een personenauto (merk Audi kenteken [kenteken]) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [aangever] en/of de inzittende(n) van genoemde personenauto, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 06 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [aangever] en/of één of meer inzittende(n) van een personenauto (merk Audi kenteken [kenteken]) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- die [aangever] en/of de inzittende(n) van genoemde personenauto een vuurwapen getoond en/of voorgehouden en/of
- met dat/een vuurwapen meermalen, althans eenmaal, één of meer kogels afgevuurd op, althans in de richting van, die [aangever] en/of de inzittende(n) van genoemde personenauto;
2.
hij op of omstreeks 06 april 2015 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2, lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten - een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, model P-99, kaliber 9mm x17 en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model M-57, kaliber 7.62mm x25
en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 2 kogelpatronen, kaliber 9mm x17 en/of
- 6 kogelpatronen, kaliber 7.62mm x25, voorhanden heeft gehad;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair, het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is de aan de verdachte onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet primair tenlastegelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander de bedreiging heeft gepleegd zoals ten laste is gelegd. Van enig vorm van nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van een bedreiging is niet gebleken. Evenmin is komen vast te staan dat de verdachte het vuurwapen waarmee hij in de richting van de aangever [aangever] en/of de andere inzittende in de auto heeft geschoten, daaraan voorafgaand aan [aangever] heeft getoond. Derhalve is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde bedreiging, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair en het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 06 april 2015 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangever] en/of één inzittenden van een personenauto (merk Audi kenteken [kenteken]) van het leven te beroven met dat opzet met één vuurwapen één kogel heeft afgevuurd in de richting van, die [aangever] en/of de inzittenden van genoemde personenauto, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 06 april 2015 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zastava, model M-57, kaliber 7.62mm
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- 6 kogelpatronen, kaliber 7.62mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1
eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair bewezen verklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe vrijspraak ter zake van de aan de verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag bepleit, nu het voorwaardelijke opzet op de doodslag bij de verdachte ontbreekt. Ter adstructie heeft zij aangevoerd dat de verdachte al vallend een schot heeft gelost en dat hij blijkens de bevindingen naar aanleiding van het forensische onderzoek daarbij niet gericht op de Audi en zijn inzittenden heeft geschoten.
Het hof stelt op grond van de zich in het dossier bevindende stukken vast dat er met het vuurwapen van de verdachte ten minste 1 schot in de richting van de Audi is gelost. Dit betreft het schot waarvan de kogel in een paaltje terecht is gekomen. De Audi stond in het verlengde van dit paaltje.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door, al dan niet vanuit vallende positie, in de richting van de Audi te schieten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever en/of de medeinzittende met de kogel in vitale delen van het lichaam met dodelijk gevolg zou raken. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair bewezen verklaarde en de strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en dat hij daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft hiertoe -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de aangever, [aangever], als eerste op de verdachte heeft geschoten en dat de verdachte heeft teruggeschoten om zichzelf te verdedigen.
Het hof stelt vast dat tegenover de vorenvermelde lezing van de verdediging de verklaring van [aangever] staat, die ondersteund wordt door de verklaring van de mede-inzittende van de Audi, de getuige [getuige].
Zowel [aangever] als [getuige] hebben verklaard dat de verdachte als eerste heeft geschoten in de richting van de Audi, waarin zij zich bevonden. De verdachte zou zich toen op de Bergselaan hebben bevonden. [aangever] heeft bovendien verklaard dat de verdachte daarvoor al scheldend en schreeuwend op de Audi is af komen lopen en met twee handen het bestuurdersportier van de Audi heeft dichtgedrukt. Vervolgens heeft de verdachte volgens hem op korte afstand van de Audi op hem geschoten.
De verklaringen van [aangever] en [getuige] staan niet alleen haaks op de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], maar vinden bovendien geen steun in de bevindingen naar aanleiding van het verrichte forensische opsporingsonderzoek. Het hof heeft hieromtrent in het bijzonder acht geslagen op de plek waar de met het wapen van de verdachte afgevuurde hulzen zijn aangetroffen, te weten in groenstrook waardoor de rijbanen van de Bergselaan van elkaar gescheiden worden, in de buurt van de plek waar de verdachte volgens zijn verklaring zou zijn gevallen en zijn schoten zou hebben gelost. Op de plaats waarvandaan volgens de verklaring van [aangever] door de verdachte zou zijn geschoten,
te weten op de Bergselaan ter hoogte van de woningen met de nummers 121 tot en met 125, is geen enkele huls aangetroffen.
Dat de aangetroffen hulzen –bedoeld of onbedoeld- van de Bergselaan naar de groenstrook zouden zijn verplaatst, acht het hof geenszins aannemelijk, nu zich hiervoor geen aanknopingspunten in het dossier bevinden.
Bovendien stelt het hof vast dat er geen (sporen van) kogelinslagen in de Audi, waarin [aangever] en [getuige] zich bevonden, dan wel achter de Audi, bijvoorbeeld in de buurt van of ín de huizen, gelegen achter de betreffende Audi, zijn aangetroffen.
Wanneer de verdachte op enkele meters afstand in de richting van de Audi zou hebben geschoten zoals door [aangever] is verklaard, is de afwezigheid van kogelinslagen in de Audi of de woningen achter de Audi onverklaarbaar. De Audi is door de technische recherche onderzocht. Niet gebleken is dat op het portier van de bestuurder dna-sporen of dactysporen van de verdachte zijn aangetroffen, terwijl de verdachte het portier met twee handen zou hebben dichtgedrukt en [aangever] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de Audi na het incident niet gewassen is.
De stukken in het dossier bieden evenmin steun voor de verklaring van [aangever] dat de verdachte scheldend en schreeuwend op de Audi is afgelopen.
Gelet op het vorenstaande zal het hof voor wat betreft de feiten en omstandigheden dan ook uit van de juistheid van de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte].
Het hof stelt, gelet op die verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte], vast dat de verdachte en [medeverdachte] zich op 6 april 2015 naar café het Goudhoekje op de Bergselaan te Rotterdam hebben begeven om de verkeersruzie die een dag eerder had plaatsgevonden
tussen hen en de aangever [aangever] uit te spreken.
Op de Bergselaan zagen zij een Audi met daarin, aan de bestuurderskant, [aangever]. De verdachte en [medeverdachte] zijn naar de Audi toegelopen. De verdachte liep voorop en [medeverdachte] liep 1 à 2 meter achter hem. Het raam van de Audi was open. [aangever] pakte een vuurwapen uit een tasje en begon daarmee gelijk in de richting van de verdachte en [medeverdachte] te schieten. De verdachte is achterwaarts een voetpaadje in gerend. Hij is op de grondgevallen, heeft het vuurwapen gepakt dat hij in zijn jaszak had en heeft vervolgens teruggeschoten.
Op het moment dat [aangever] op de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] schoot, was er sprake van een aanval richting de verdachte en de medeverdachte met direct gevaar voor hun levens. De verdachte is hierbij ook getroffen door meerdere kogels en zwaar gewond geraakt. Tegen dit geweld mocht de verdachte zich verdedigen. De manier waarop de verdachte zich heeft willen verdedigen was onder deze omstandigheden gerechtvaardigd, nu het ging om een aanval met een vuurwapen. Dit betekent dat het handelen van de verdachte niet strafbaar is, omdat aan hem een beroep op noodweer toekomt. De verdachte zal daarom van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair bewezenverklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Anders dan de rechtbank heeft beslist, was er naar het oordeel van het hof geen sprake van een vorm van eigen schuld bij de verdachte (culpa in causa), die in de weg zou kunnen staan aan het slagen van het beroep op noodweer. Gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat de verdachte en de medeverdachte uit waren op een confrontatie of dat zij een aanval hebben uitgelokt door [aangever] te provoceren. Zij waren immers van plan de ruzie tussen hen uit te praten. Evenmin is vast komen te staan dat de verdachte willens en wetens de confrontatie met [aangever] heeft gezocht en een gewelddadige reactie van hem heeft uitgelokt. Het hof overweegt dat voor zover de verdachte zich al willens en wetens in een situatie heeft begeven waarin mogelijk een agressieve reactie van [aangever] te verwachten viel, deze enkele omstandigheid onvoldoende is voor het aannemen van culpa in causa. Dat het door de verdachte gebruikte vuurwapen een illegaal vuurwapen betrof dat hij op dat moment bij zich had, doet aan dit oordeel niet af.
Verzoeken
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe een verzoek tot het doen uitvoeren van een reconstructie, alsmede een verzoek tot het door de politie laten verrichten van onderzoek naar een persoon met de naam “Jouad” gedaan.
Het hof wijst deze verzoeken, gezien het gehonoreerde beroep op noodweer, af, nu het hof de noodzaak hiertoe
-bij gebrek aan belang- niet aanwezig acht.
Kwalificatie
Het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte met betrekking tot het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de voor wat betreft het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde uitsluit. De verdachte is dus voor deze feiten strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vuurwapen en munitie illegaal voorhanden gehad. Verboden wapenbezit is een ernstig feit waartegen streng dient te worden opgetreden, teneinde ongeoorloofd gebruik –met alle gevolgen van dien- te voorkomen. Waartoe vuurwapenbezit kan leiden, is in deze zaak eens te meer duidelijk geworden. Het voorgaande klemt te meer, nu de verdachte het vuurwapen schietklaar op de openbare weg, in de nabijheid van woningen voorhanden heeft gehad en ook daadwerkelijk heeft gebruikt. De verdachte is met zijn handelwijze geheel voorbij gegaan aan de risico’s die omstanders hierdoor hebben gelopen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
16 november 2016.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord en het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair en 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 eerste cumulatief/alternatief impliciet subsidiair bewezen verklaarde, gekwalificeerd als hierboven vermeld,
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 2 eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. A.A. Schuering en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 december 2016.
Mr. J. Candido is buiten staat dit arrest te ondertekenen.