ECLI:NL:GHDHA:2016:3980

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2016
Publicatiedatum
4 januari 2017
Zaaknummer
22-002806-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1984, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 250,- voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een auto, toebehorende aan een ander. De benadeelde partij was niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze zich niet opnieuw had gevoegd in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het eerdere vonnis. Echter, het hof heeft geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. Het hof heeft de bewijsvoering in de zaak kritisch beoordeeld, met name de afbeeldingen en de verklaringen van zowel de aangever als de verdachte. Het hof oordeelde dat er bij de tegenstrijdige verklaringen geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend aan de verklaring van de aangever boven die van de verdachte, die het tenlastegelegde feit ontkende.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarom heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van vernieling. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 december 2016, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002806-16
Parketnummer: 09-230206-15
Datum uitspraak: 15 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 3 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis, te voldoen in vijf opeenvolgende maandelijkse termijnen van € 50,- elk.
De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Nu de benadeelde partij zich niet opnieuw heeft gevoegd, is deze vordering tot schadevergoeding in hoger beroep niet meer aan de orde.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 16 november 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat aan de afbeeldingen die zich in het dossier bevinden, mede in het licht van het bevindend commentaar van de verbalisanten bij deze afbeeldingen waarin meerdere onzekerheden worden uitgedrukt, geen doorslaggevende betekenis toekomt. Het hof is voorts van oordeel dat er bij de beoordeling van de tegen over elkaar staande verklaringen van de aangever en de verdachte niet op voorhand méér waarde kan worden toegekend aan de verklaring van de aangever dan aan de verklaring van de verdachte, die het tenlastegelegde ontkent. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. H. van den Heuvel, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 december 2016.