ECLI:NL:GHDHA:2016:4238

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
22-002937-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens rijden onder invloed en ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1986, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zes maanden, wegens rijden onder invloed en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte echter ontkend als bestuurder te hebben opgetreden terwijl hij onder invloed was van alcohol.

Het hof heeft de verklaringen van de opsporingsambtenaren en de verdachte zorgvuldig gewogen. De opsporingsambtenaren hadden verklaard dat zij een alcohollucht roken en dat de verdachte had gereden, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet weerlegd konden worden door de beschikbare bewijsmiddelen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.

De beslissing van het hof om het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken, is gebaseerd op het ontbreken van voldoende bewijs om de beschuldigingen te ondersteunen. Het hof benadrukte dat de verklaringen van de opsporingsambtenaren te vaag waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte als bestuurder had opgetreden. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 december 2016.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002937-16
Parketnummer: 96-037286-16
Datum uitspraak: 22 december 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 mei 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 22 december 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde tevens veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 februari 2016 te 's-Gravenhage terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Elandstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2
hij op of omstreeks 20 februari 2016 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 620 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
In het mede door de opsporingsambtenaar met dienstnummer [x] op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal 200220160418011455 “terzake 8 WVW 1994” is door middel van een kruisje de zinsnede aangegeven: “Ik, bovengenoemde verbalisant (het hof begrijpt: die met dienstnummer [x]), heb gezien dat op genoemde dag, datum, tijdstip en plaats, verdachte als bestuurder met het omschreven voertuig op de genoemde weg heeft gereden”. Door middel van twee andere kruisjes is aangegeven dat de door de opsporingsambtenaar met hetzelfde dienstnummer [x] verhoorde verdachte heeft verklaard respectievelijk “Mijn alcoholgebruik over de voorafgaande 24 uur bedraagt 5 biertjes en 4 Bacardi cola” en ”Verder wil ik nog verklaren dat, ik niet als bestuurder ben opgetreden terwijl ik onder invloed was van alcohol”. Als vrije tekst bevat dit proces-verbaal voorts: ”Nadat wij de verdachte hadden doen stilhouden voor een verkeerscontrole roken wij een alcohollucht welke uit zijn auto kwam.”
In het mede door de opsporingsambtenaar met dienstnummer [x] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal 200220160418012224 “artikel 9 WVW” is door middel van een kruisje de zinsnede aangegeven: “Ik, bovengenoemde verbalisant (het hof begrijpt: die met dienstnummer [x]), heb gezien dat op genoemde dag, datum, tijdstip en plaats, verdachte reed op genoemde weg/locatie, dan wel het motorrijtuig deed besturen”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het ten laste gelegde ontkend in zoverre dat hij heeft verklaard ten tijde en ter plaatse als hem is ten laste gelegd onder de in het proces-verbaal ter terechtzitting nader weergegeven omstandigheden niet als bestuurder een personenauto te hebben bestuurd.
Naar het oordeel van het hof kan die niet op voorhand onaannemelijke ontkennende verklaring niet worden weerlegd met uit de beide processen-verbaal zoals hiervoor geciteerd kenbare feiten en omstandigheden, hetgeen het hof wel noodzakelijk acht om uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging te bekomen dat de verdachte zoals hem is ten laste gelegd als bestuurder een personenauto heeft bestuurd.
Hetgeen de opsporingsambtenaren omtrent het als bestuurder besturen van een personenauto hebben gerelateerd is tegen de achtergrond van de tegenover de politie afgelegde verklaring van de verdachte, welke verklaring niet anders kan worden opgevat dan dat de verdachte het optreden als bestuurder ontkent, reeds te vaag en had, indien het verloop daartoe de ruimte gaf, dadelijk in de processen-verbaal moeten worden verfeitelijkt. Ten aanzien van het “doen stilhouden” overweegt het hof nog in het bijzonder dat daaruit hoogstens kan worden afgeleid dat de opsporingsambtena(a)r(en) feitelijk gedrag van de verdachte hebben gekwalificeerd als “als bestuurder besturen” maar niet wat de opsporingsambtenaren feitelijk als gedrag van de verdachte hebben waargenomen.
Nu de reeds in het voorbereidend onderzoek noodzakelijk gebleken verfeitelijking ontbreekt, acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaart niet bewezen dat de verdachte het
onder 1 en 2 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. A.D. Verhoeven.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 december 2016.
mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.