ECLI:NL:GHDHA:2016:4346

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
22-004766-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door meerdere personen met intimidatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van winkeldiefstal samen met twee anderen. De diefstal vond plaats op 25 juli 2014 in een sportwinkel in Krimpen aan den IJssel. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich op een intimiderende manier gedragen, waarbij de winkelier zich bedreigd voelde door de verdachte die met zijn handen in zijn zakken naar hem toekwam. De mannen hebben kledingstukken, waaronder een Ajax-shirt en een PSG-trainingspak, gestolen. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling vernietigd. Het hof achtte de verdachte schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen en legde dezelfde straffen op als in eerste aanleg, met de toevoeging dat de taakstraf kan worden omgezet in hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van het feit en de intimiderende wijze waarop het delict is gepleegd in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte is strafbaar verklaard en de vordering van de advocaat-generaal is toegewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004766-14
Parketnummer: 10-163528-14
Datum uitspraak: 19 januari 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 7 november 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 januari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2014 te Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meerdere kledingstuk(ken), waaronder één of meerdere t-shirt(s) en/of trainingsbroek(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat niet duidelijk is dat de in de auto aangetroffen kleding afkomstig is uit de betreffende winkel en dat evenmin duidelijk is of er wel kleding is weggenomen, nu dit door niemand gezien is. Daarnaast is er onvoldoende bewijs dat de verdachte als medepleger bij de diefstal van de kleding is betrokken, aldus de raadsman.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af.
Op vrijdag 25 juli 2014 omstreeks 19:00 uur is aangever Ham werkzaam in de sportwinkel [slachtoffer], gevestigd aan de [adres]. Op voornoemd tijdstip komen drie mannen de winkel binnen. Deze mannen vragen aangever allerlei dingen over de kleding die in de winkel verkocht wordt en één van hen past kleding. De gepaste kleding betreft onder andere een trainingspak van PSG (het hof begrijpt: voetbalclub Paris Saint-Germain) in maat S. Dit pak bestaat uit een zwarte broek en een wit jasje met embleem. Na het passen van de kledingstukken kijken de mannen rond in de winkel.
Aangever is achter de kassa gaan staan waarna één van de mannen op hem af loopt met zijn beide handen in zijn zakken; hierbij kijkt hij aangever strak aan. Aangever ziet dat er iets door de kleding van deze man heen uitsteekt. Hij denkt dat dit een mes is en schrikt hiervan. Hij kan alleen nog naar dat punt kijken en voelt zich erg bedreigd door de man en door het idee dat die man een mes in zijn zak heeft dat uitsteekt in zijn richting. Ondertussen hoort hij geluiden uit de winkel komen. Deze geluiden zijn afkomstig uit het deel waar op dat moment de andere twee jongens staan. Het klinkt als het geluid van kledinghangers die gepakt dan wel teruggehangen worden.
De man blijft op aangever aflopen tot ongeveer een meter voor de kassa. Hij blijft daar even stilstaan en loopt vervolgens achteruit de winkel uit, terwijl hij zijn gezicht naar aangever gericht houdt. Hierop verlaten ook de twee andere mannen de winkel. Zij lopen gezamenlijk en lachend weg. Aangever ziet direct dat er een Ajax-shirt weg is. Later ziet hij dat ook het trainingspak van PSG, dat één van de mannen gepast heeft, meegenomen is. De mannen zijn ongeveer 10 tot 15 minuten in de winkel geweest.
Getuige [A] loopt op 25 juli 2014, omstreeks 19:10 uur, in de richting van de [straat]. Vanuit de richting van die [straat] ziet hij drie mannen met een getinte huidskleur lachend aan komen rennen. Hij ziet de mannen vervolgens in een geparkeerde auto met kenteken [kenteken] stappen en snel wegrijden. De getuige brengt de mannen in verband met de sportzaak verderop in de straat, nu de mannen uit de richting van die winkel zijn gekomen.
Volgens de ANWB routeplanner duurt het rijden van de snelste route met de auto, vanaf de kruising van de [locaties], 18 minuten bij een normale rijsnelheid.
Verbalisanten zien op 25 juli 2014 omstreeks 19:28 uur een Renault met kenteken [kenteken] over de kruising van de [locaties] te plaats] rijden. In dat voertuig zitten drie mannen, te weten verdachte en zijn twee medeverdachten. De bestuurder van het voertuig is medeverdachte [medeverdachte]. Het voertuig krijgt een stopteken en de verdachten worden aangehouden. In het voertuig worden onder meer een T-shirt met het logo van voetbalclub Ajax en een zwarte trainingsbroek, maat S, met het logo van voetbalclub Paris Saint-Germain aangetroffen. Aan beide kledingstukken is het label nog bevestigd.
Tijdens de insluitingsfouillering blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] onder andere een wit Nike vest in de maat S aan heeft. In de kraag van dit vest zit een prijslabel bevestigd. Op de door de politie van dit vest gemaakte foto is te zien dat hierop het embleem van voetbalclub Paris Saint-Germain staat.
Na het zien van foto’s herkent aangever medeverdachte [medeverdachte] als de man die met zijn handen in zijn zakken voor hem heeft gestaan. Hij herkent hem mede omdat hij eerder al had aangegeven dat deze persoon een grijs trainingsjack van een bontachtige stof aanhad en hij die grijze (Nike) jas herkent. Ook herkent hij de getoonde kleding, waaronder het trainingspak van PSG en het Ajax-shirt, als kleding die in de [slachtoffer] wordt verkocht.
Uit het samenstel van deze bewijsmiddelen leidt het hof – bij gebreke van verdere uitleg door de verdachten - af dat de verdachte en zijn medeverdachten op enig moment het plan hebben opgevat om kleding te gaan stelen in de betreffende winkel en dat plan ook in nauwe en bewuste samenwerking hebben uitgevoerd. Dit laatste leidt het hof met name af uit de wijze waarop zij in de winkel gezamenlijk belangstelling hebben getoond voor de kleding en zij de winkel, direct nadat medeverdachte [medeverdachte] de winkelier had geïntimideerd, gezamenlijk lachend hebben verlaten om naar hun auto te rennen, in welke auto zij even later ook met de gestolen kleding werden aangetroffen.
Dat het onder de verdachte inbeslaggenomen PSG-trainingspak en het Ajax-shirt ook daadwerkelijk uit de winkel afkomstig zijn, leidt het hof af uit het gegeven dat de winkelier al direct na de diefstal tegen de politie heeft verklaard dat dergelijke kledingstukken waren gestolen en hij bij het tonen van die kleding door de politie de kleding ook herkent als kleding die in de winkel wordt verkocht. Bovendien was de betreffende kleding nog voorzien van prijskaartjes.
Salduzverweer
Het verweer met betrekking tot de Salduz-jurisprudentie behoeft geen bespreking, nu de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] niet tot het bewijs wordt gebezigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2014 te Krimpen aan den IJssel, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
één of meerdere kledingstuk(ken), waaronderéén
of meerdere
t-shirt
(s)en
/ofeentrainingsbroektrainingspak(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met twee anderen schuldig gemaakt aan winkeldiefstal.
De verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Door misdrijven als deze wordt aan de betreffende winkelbedrijven financiële schade en overlast toegebracht.
Voort neemt het hof in het bijzonder de intimiderende wijze waarop het delict heeft plaats gevonden in aanmerking.
In het gegeven dat de verdachte, gelet op het de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2015, anders dan de medeverdachten, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten ziet het hof, gelet op de op te leggen straf in relatie tot de ernst van het gepleegde feit, geen aanleiding aan de verdachte een lagere straf op te leggen dan aan de medeverdachten. Daarbij heeft het hof geconstateerd dat de verdachte eerder een transactie heeft betaald voor een soortgelijk feit hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het bewezenverklaarde feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. H.C. Plugge en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. S. Pels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 januari 2016.