ECLI:NL:GHDHA:2016:4394

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
22-005379-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mensenhandel en hennepteelt met criminele organisatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Turkije in 1969, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mensenhandel en het telen van hennep. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 69 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De zaak kwam voort uit een eerdere veroordeling waarbij de verdachte was gestraft voor het telen van hennep en het uitbuiten van een slachtoffer in een hennepkwekerij. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen een criminele organisatie vormde die zich bezighield met de exploitatie van hennepkwekerijen en mensenhandel. De verdachte had een actieve rol in de hennepteelt en het uitbuiten van een Bulgaarse werknemer, die onder dwang en in mensonterende omstandigheden moest werken. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en nam daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging. De straf werd gematigd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005379-13
Parketnummer: 09-754109-12
Datum uitspraak: 24 november 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 29 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1969,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 12 november 2014, 9 november 2016 en 10 november 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
1. ZD/5 Driel]
hij op of omstreeks 15 mei 2012 te Driel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (op perceel [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 11340 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2. [ ZD/5 Driel]
hij in of omstreeks de periode van 19 maart 2012 tot en met 15 mei 2012 te Driel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (op perceel [adres]) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3. [ ZD/14 273f [slachtoffer]]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 maart 2012 tot en met 15 mei 2012 te Driel, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer] (van Bulgaarse/buitenlandse afkomst) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en/of
die [slachtoffer] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer] in een hennepkwekerij/hennepstekkerij, althans een kas, tewerkgesteld en/of
- die [slachtoffer] instructies gegeven over hoe hij de hennep(stekken) moet behandelen en/of welke werkzaamheden hij, [slachtoffer], moest doen in de kas en/of
- die [slachtoffer] zeven, althans meer dan vijf, dagen per week, gedurende 15, althans meer dan acht, uren per dag laten werken en/of
- die [slachtoffer] (onder schrijnende omstandigheden) gehuisvest in de kas terwijl dat verblijf niet verwarmd was en/of niet geschikt was voor bewoning en/of niet geschikt was als slaapvertrek en/of er geen eten aanwezig was en/of
- die [slachtoffer] niet betaald voor voornoemde werkzaamheden en/of geen tegenprestatie geleverd en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd "als je gaat stoppen met werken, dan laat ik je kop vliegen", althans woorden van gelijke strekking
zulks terwijl die [slachtoffer] niet wist waar hij verbleef ten tijde van zijn verblijf in de kas en/of de Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak/beheerste en/of onbekend was in Nederland en/of met de Nederlandse regels en/of wetten en/of gewoonten en/of gebruiken en/of (bijna) niemand in Nederland kende en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) afhankelijk was/werd;
4. [ ZD/11 criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 14 augustus 2012, te Den Haag en/of Waddinxveen en/of Roelofarendsveen en/of Zuidwolde en/of Tiendeveen en/of Driel en/of Bleiswijk en/of Nieuwe Pekela en/of (elders) in Nederland met een of meer mededader(s) heeft deelgenomen aan een organisatie welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) plegen van - mensenhandel, als bedoeld in 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het uitbuiten en/of tewerkstellen van een of meer slachtoffer(s) in een hennepkwekerij/hennepstekkerij, althans een kas, en/of in de huishouding en/of
- het kweken en/of afleveren van hennepstekken, als bedoeld in art. 3 van de Opiumwet.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. ZD/5 Driel]
hij op
of omstreeks15 mei 2012 te Driel, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad (op perceel [adres])
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer11340 hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2. [ ZD/5 Driel]
hij in
of omstreeksde periode van 19 maart 2012 tot en met 15 mei 2012 te Driel, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleenopzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (op perceel [adres])
(een
) (grote
)hoeveelhe
(i
)d
(en)hennepstekken en/of hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,zulks terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
3. [
ZD/14 273f [slachtoffer]]
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 21 maart 2012 tot en met 15 mei 2012 te Driel,
althans in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
[slachtoffer] (van Bulgaarse
/buitenlandseafkomst)
door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/ofdoor dreiging met geweld
of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare positie heeft
geworven,vervoerd
enovergebracht,gehuisvest
en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer]
en
/of
die [slachtoffer]
(telkens)met één van de voornoemde middelen heeft
/hebbengedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
of diensten, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou
(den)stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en
/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer]
immers heeft
/hebbenverdachte en/of zijn mededader
(s)
- die [slachtoffer] in een hennepkwekerij/hennepstekkerij, althans een kas, tewerkgesteld en
/of
- die [slachtoffer] instructies gegeven over hoe hij de hennep
(stekken
)moet behandelen en
/ofwelke werkzaamheden hij, [slachtoffer], moest doen in de kas en
/of
- die [slachtoffer]
zeven, althansmeer dan vijf, dagen per week,
gedurende 15, althansmeer dan acht, uren per dag laten werken en
/of
- die [slachtoffer]
(onder schrijnende omstandigheden
)gehuisvest in de kas terwijl dat verblijf
niet verwarmd was en/ofniet geschikt was voor bewoning
en/of niet geschikt was als slaapvertrek en/of er geen eten aanwezig wasen
/of
- die [slachtoffer] niet betaald voor voornoemde werkzaamheden
en/of geen tegenprestatie geleverden
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd "als je gaat stoppen met werken, dan laat ik je kop vliegen", althans woorden van gelijke strekking
zulks terwijl die [slachtoffer] niet wist waar hij verbleef ten tijde van zijn verblijf in de kas en
/ofde Nederlandse taal niet of onvoldoende sprak
/beheersteen
/ofonbekend was in Nederland en
/ofmet de Nederlandse regels en
/ofwetten en
/ofgewoonten en
/ofgebruiken en
/of (bijna
)niemand in Nederland kende
en/of/aldus bewerkstelligd dat die [slachtoffer] van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) afhankelijk was/werd;
4. [ ZD/11 criminele organisatie]
hij in of omstreeks de periode van
21 november 2011
19 maart 2012tot en met
14 augustus15 mei2012, te
Den Haag en/of Waddinxveen en/of Roelofarendsveen en/of Zuidwolde en/of Tiendeveen en/ofDriel
en/of Bleiswijk en/of Nieuwe Pekelaen
/of (elders
)in Nederland met een of meer mededader
(s
)heeft deelgenomen aan een organisatie welke tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
(telkens)plegen van
- mensenhandel, als bedoeld in 273f van het Wetboek van Strafrecht, waarbij die mensenhandel onder andere bestond uit het uitbuiten en
/oftewerkstellen van een
of meerslachtoffer
(s)in een hennepkwekerij/hennepstekkerij,
althans een kas, en/of in de huishoudingen
/of
- het kweken en/of afleveren van hennepstekken, als bedoeld in art. 3 van de Opiumwet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 19 maart 2012 tot en met 15 mei 2012 lid is geweest van een criminele organisatie, welke als oogmerk had het kweken van hennepstekken en –planten, de handel in hennepstekken en –planten en mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, sub 4 en sub 6 Sr.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen ten minste twee personen. Een los verband van reeds lang met elkaar samenwerkende personen die telkens hetzelfde type misdrijven plegen kan ook een organisatie zijn in de zin van artikel 140 Sr.
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Een persoon is deelnemer aan de organisatie indien hij behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie, dan wel indien hij dergelijke gedragingen ondersteunt. Hij dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte artikel 140 Sr heeft overtreden, gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte wordt veroordeeld voor het samen met [medeverdachte] exploiteren van de hennepkwekerij in Driel, alsmede voor de uitbuiting van een persoon die in die kas werkzaam was. De verdachte heeft zijn kas ter beschikking gesteld voor de hennepteelt aan medeverdachte [medeverdachte] en heeft ook de hennepplanten in de kas verzorgd. Daarnaast heeft hij voornoemde [slachtoffer] op verzoek van [medeverdachte] meegenomen naar de hennepkwekerij in Driel. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] vertelden [slachtoffer] wat hij in de hennepkwekerij moest doen.
De medeverdachte [medeverdachte] wordt bij arrest van heden veroordeeld voor het samen met anderen exploiteren van in totaal vier hennepkwekerijen in de periode van 4 oktober 2011 tot en met 14 augustus 2012. De kwekerijen in Bleiswijk en Driel bevonden zich in kassen en waren planmatig opgezet. Zo stond de kas telkens op naam van een ander dan de verdachte, had de verdachte een deel van de kas in gebruik en bevond de hennep zich tussen andere bloemen en/of (groenten)planten en was de hennepkwekerij zeer groot in opzet en omvang. In Driel zijn ongeveer 11.340 hennepplanten aangetroffen en in Bleiswijk ongeveer 92.652 hennepstekken en 12.000 hennepplanten. Ook is in een watertank bij de kas in Bleiswijk in totaal 11 kilo aan henneptoppen aangetroffen.
Gebleken is dat de geteelde hennepstekken werden verkocht en afgeleverd aan vaak vaste afnemers. Sommige van deze afnemers leverden op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] en/of medeverdachte [medeverdachte 2] weer growshop-producten aan. De afnemers betaalden zowel aan medeverdachte [medeverdachte] als aan medeverdachte [medeverdachte 2] voor de aan hen geleverde stekken. In de kwekerijen waren veelal personen werkzaam van Bulgaarse afkomst. Medeverdachte [medeverdachte] faciliteerde het werk, gaf instructies aan deze personen en betaalde hen. Verder heeft medeverdachte [medeverdachte] zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan uitbuiting van [slachtoffer] [slachtoffer], die werkzaam was in de hennepkwekerij in Driel.
De medeverdachte [medeverdachte 2], zijnde de broer van verdachtes zwager, medeverdachte [medeverdachte], wordt bij arrest van heden veroordeeld voor het samen met zijn broer [medeverdachte] exploiteren van de hennepkwekerij in Bleiswijk, alsmede voor het samen met een ander exploiteren van een eveneens planmatig opgezette en zeer omvangrijke hennepkwekerij in Roelofarendsveen in de periode 1 juni 2011 tot en met 13 augustus 2011. In deze hennepkwekerij zijn verspreid over drie kassen circa 145.500 hennepstekken aangetroffen en 5830 hennepplanten. Ook in deze kas waren personen werkzaam van Bulgaarse afkomst. Gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte 2] deze personen bracht naar en haalde van het werk, dat hij hen betaalde en dat hij hen aanstuurde.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte 2], welk samenwerkingsverband werd bestendigd door de familieband tussen de broers. De samenwerking was gericht op het stelselmatig verdienen van geld uit de handel in hennep. De aard van de samenwerking tussen de broers is zodanig langdurig en stelselmatig geweest en het aandeel van ieder van hen daarin zodanig groot dat zij dienen te worden aangemerkt als deelnemer van de criminele organisatie. Ook de verdachte heeft in de bewezen verklaarde periode een aandeel gehad in de organisatie door zijn kas aan medeverdachte [medeverdachte] ter beschikking te stellen, door te werken in de aldaar gehouden hennepkwekerij en door samen met de medeverdachte [medeverdachte] de aldaar werkzame [slachtoffer] uit te buiten.
Naar het oordeel van het hof kan het onder 4 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:

de voortgezette handeling van:

medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;

en

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De hennepteelt werd gefaciliteerd door de verdachte, die de kas huurde, heeft toegestaan dat in die kas hennep werd geteeld en heeft daarin zelf ook gewerkt. Volgens een van de getuigen was verdachte de baas in de kas. Het kweken van hennep, zeker in een omvang als waarvan hier sprake is, veroorzaakt overlast en levert schade op voor de maatschappij. Hennep is een voor de gezondheid van de gebruikers schadelijke stof. Het gebruik van hennep is voor de samenleving niet alleen uit het oogpunt van volksgezondheid bezwarend, maar ook vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft zich hieraan kennelijk niets gelegen laten liggen en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Bovendien heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van mensenhandel ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer]. Door zijn handelwijze heeft hij bewerkstelligd dat het slachtoffer onder dreiging van geweld en door misbruik van zijn kwetsbare positie naar de kas is vervoerd en aldaar is tewerkgesteld in de hennepkwekerij/hennepstekkerij. Het slachtoffer had lange werkdagen en verbleef gedurende bijna twee maanden in de kas, terwijl die kas niet geschikt was voor bewoning. De verdachte heeft van deze uitbuitingssituatie geprofiteerd doordat het slachtoffer nimmer is betaald voor de door hem verrichte werkzaamheden.
Mensenhandel waarbij iemand onder mensonterende omstandigheden wordt gedwongen tot arbeid is een ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De verdachte heeft door zijn handelen laten zien dat hij geen enkel respect had voor het slachtoffer en hem slechts als een middel zag om gemakkelijk aan geld te komen.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie die zich – kort gezegd – bezig hield met de exploitatie van hennepkwekerijen, de handel in hennepstekken en arbeidsuitbuiting. De hennepkwekerijen waren gesitueerd op verschillende plaatsen in Nederland en vaak zeer groot in omvang. Ook waren in de kwekerijen meerdere werknemers bezig met de teelt van de hennepstekken en was sprake van een vast netwerk van afnemers, hetgeen wijst op de beroeps- en bedrijfsmatigheid waarmee de verdachte en zijn mededaders steeds te werk gingen. Gelet op de grote schaal waarop de organisatie haar werkzaamheden heeft ontplooid, is het hof van oordeel dat in de onderhavige zaak sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
21 oktober 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen
van strafbare feiten.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de inhoud van de tot het persoonsdossier van de verdachte behorende rapportages.
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en strafduur neemt het hof in aanmerking dat de rol van de verdachte relatief klein is geweest. In tegenstelling tot zijn mededaders is de verdachte alleen betrokken geweest bij de hennepteelt in Driel en de mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer].
Tot slot heeft het hof geconstateerd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de zaak niet binnen 24 maanden na het instellen van het hoger beroep, maar pas na 35 maanden, is afgedaan. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren door – naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf – een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen van 100 uren in plaats van een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 57, 140 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
69 (negenenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. D.M. Thierry,
in bijzijn van de griffiers mr. S.S. Mangal en
mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 november 2016.