ECLI:NL:GHDHA:2016:4421

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
200.183.457/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vrijwaring tussen Gemeente Rotterdam en Stichting Vestia

In de vrijwaringszaak tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Rotterdam en de stichting Stichting Vestia, heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. Dit vonnis, gewezen op 30 september 2015, wees de vrijwaringsvordering van de Gemeente af. De Gemeente vorderde dat Vestia haar zou vrijwaren voor schade die voortvloeit uit een eerdere procedure tegen de Gemeente door Hof van Heden Hoogvliet. De rechtbank had de vordering afgewezen omdat de vorderingen in de hoofdzaak ook waren afgewezen.

Bij exploot van 28 december 2015 is de Gemeente in hoger beroep gekomen. Beide partijen hebben vervolgens een verzoek ingediend voor toelating tot de Second Opinion-procedure, welke is toegestaan. De Gemeente heeft in hoger beroep gevorderd dat Vestia haar zou vrijwaren voor alle schade die zij zou lijden als gevolg van de toewijzing van enkele vorderingen in de hoofdzaak.

Het gerechtshof heeft de vordering van de Gemeente tot vrijwaring afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De Gemeente is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn beperkt tot het door Vestia betaalde griffiegeld van €711,-. Dit arrest is gewezen op 19 april 2016 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.183.457/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/467666/HA ZA 15-51

arrest van 19 april 2016

In de (vrijwarings-)zaak van

publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE ROTTERDAM,

zetelend te Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. M. Rus-van der Velde te Den Haag,
hierna te noemen: de Gemeente,
tegen

de stichting STICHTING VESTIA,

zetelend te Rotterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.J. Linker te Rotterdam,
hierna te noemen: Vestia.

Het verloop van het geding

Bij exploot van 28 december 2015 is de Gemeente in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2015. Vervolgens is namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure (SO-procedure) verzocht. Daartoe hebben de advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de SO-procedure

Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR).
De Gemeente heeft gevorderd om Vestia te veroordelen om de Gemeente te vrijwaren voor alle schade die de Gemeente zal lijden als gevolg van de toewijzing van enkele vorderingen die Hof van Heden Hoogvliet in de procedure tegen de Gemeente heeft ingesteld (de hoofdzaak, met zaak- en rolnummer bij de rechtbank Rotterdam C/10/453635/HA ZA 14-654). De rechtbank heeft in haar vonnis van 30 september 2015 de vrijwaringsvordering van de Gemeente afgewezen op de grond dat de rechtbank bij vonnis van (eveneens) 30 september 2015 de vorderingen in de hoofdzaak heeft afgewezen.
In het hoger beroep dat Hof van Heden Hoogvliet in de hoofdzaak- eveneens volgens de SO-procedure- bij dit hof heeft ingesteld (zaaknummer 200. 183.348/01), is voormeld vonnis in de hoofdzaak bekrachtigd, bij arrest van 19 april 2016. De vordering van de Gemeente tot vrijwaring door Vestia ligt derhalve voor afwijzing gereed, zoals ook de rechtbank heeft beslist.
Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal de Gemeente worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door Vestia betaalde griffiegeld van €711,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
bekrachtigt het tussen partijen in de vrijwaringszaak gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2015;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van de procedme in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Vestia begroot op €711,- voor griffiegeld.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.Y. Bonneur, M.E. Honée en J.J. van der Helm; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.