In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep in het kader van een Second Opinion-procedure met betrekking tot een geschil over achterstallige betalingen van creditcards. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hardam, had een rechtszaak aangespannen tegen International Card Services B.V. (ICS), vertegenwoordigd door mr. A.D. Lindenbergh. De procedure begon met een comparitie op 5 juli 2016, waar beide partijen toestemming gaven voor de Second Opinion-procedure. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg en de overwegingen van de rechtbank Rotterdam overgenomen. De enige grief van de appellant was dat de rechtbank in het vonnis van 16 december 2015 niet had beslist zoals hij in eerste aanleg had geconcludeerd. Het hof heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam moet worden bekrachtigd, zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 van de SOR. De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn beperkt tot het door ICS betaalde griffiegeld en een punt volgens het liquidatietarief. De totale kosten zijn begroot op € 3.115,-.