ECLI:NL:GHDHA:2016:4422

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
4 april 2023
Zaaknummer
200.188.666/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Second Opinion-procedure inzake achterstallige betaling van creditcards

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep in het kader van een Second Opinion-procedure met betrekking tot een geschil over achterstallige betalingen van creditcards. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C. Hardam, had een rechtszaak aangespannen tegen International Card Services B.V. (ICS), vertegenwoordigd door mr. A.D. Lindenbergh. De procedure begon met een comparitie op 5 juli 2016, waar beide partijen toestemming gaven voor de Second Opinion-procedure. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken van de eerste aanleg en de overwegingen van de rechtbank Rotterdam overgenomen. De enige grief van de appellant was dat de rechtbank in het vonnis van 16 december 2015 niet had beslist zoals hij in eerste aanleg had geconcludeerd. Het hof heeft geoordeeld dat het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam moet worden bekrachtigd, zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 van de SOR. De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn beperkt tot het door ICS betaalde griffiegeld en een punt volgens het liquidatietarief. De totale kosten zijn begroot op € 3.115,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer: 200.188.666/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/10/4 70625 / HA ZA 15-198

Arrest van 27 september 2016

In de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.C. Hardam te Schiedam,
tegen

International Card Services B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: ICS,
advocaat: mr. A.D. Lindenbergh te Rotterdam.

Het verdere verloop van het geding

Het verloop van het geding tot 26 april 2016 blijkt uit het tussenarrest van die datum waarin een comparitie na aanbrengen is bevolen. Ter comparitie, die heeft plaatsvonden op 5 juli 2016, is namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht.
Dit verzoek is toegestaan. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

Met het namens hen ter zitting gedane en toegestane verzoek (zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting) hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Daarmee luidt de enige grief van [appellant] dat de rechtbank Rotterdam in het vonnis in verzet van 16 december 2015 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen hij in eerste aanleg had geconcludeerd.
Het hof - dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg - neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door ICS betaalde griffiegeld van € 1.957,- en, nu een comparitie heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief zijnde € 1.158,-..

Beslissing

Het gerechtshof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis in verzet van de rechtbank Rotterdam van 16 december 2015;
  • veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ICS begroot op € 3 .115,-, waarvan € 1.957,- voor verschotten en € 1.158,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.A. Schreuder, M.M. Olthof en M. Flipse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 september 2016 in aanwezigheid van de griffier.