ECLI:NL:GHDHA:2016:4428

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.183.348/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake eigendom en onderhoudsplicht van een rioolstelsel in gemeenschappelijk eigendom

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van de vereniging Hof van Heden Hoogvliet tegen de Gemeente Rotterdam en Stichting Vestia. De zaak betreft de eigendom en onderhoudsplicht van een rioolstelsel dat zich bevindt in grond die gemeenschappelijk toebehoort aan een aantal appartementseigenaren. Hof van Heden is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, dat op 30 september 2015 was gewezen. Bij exploten van 30 december 2015 heeft Hof van Heden het hoger beroep ingesteld.

De partijen hebben ingestemd met de Second Opinion-procedure (SO-procedure), waarbij zij de zaak lieten beoordelen op basis van de stukken uit de eerste aanleg. Het hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en het bestreden vonnis bekrachtigd. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam in stand blijft.

Hof van Heden is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn beperkt tot het door de Gemeente en Vestia betaalde griffiegeld van € 711,- per partij. De uitspraak van het hof vond plaats op 19 april 2016, en het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer: 200.183.348/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/10/453635/HA ZA 14-654

arrest van 19 april 2016

In de zaak van

de vereniging HOF VAN HEDEN HOOGVLIET,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Hof van Heden,
advocaat: mr. R.A.D. Blaauw te Rotterdam,
tegen
1. publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
hierna te noemen: de Gemeente
advocaat: mr. M. Rus-van der Velde te Den Haag,
2. de stichting
STICHTING VESTIA,
zetelend te Rotterdam,
hierna te noemen: Vestia,
advocaat: mr. J.J. Linker te Rotterdam.
geïntimeerden,

Het verdere verloop van het geding

Bij exploten van 30 december 2015 is Hof van Heden is hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2015.
Vervolgens is namens alle partijen toelating tot de Second Opinion-procedure (SO­ procedure) verzocht. Daartoe hebben de advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, waarna arrest is bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de SO-procedure

1. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR).
2. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof de zaak beoordeelt in de stand waarin deze zich bevond op het tijdstip waarop het laatste vonnis van de eerste rechter werd gevraagd (artikel 2.7 SOR en de 'Verklaring' in de SO-formulieren). De zaak in hoger beroep wordt dus beoordeeld aan de hand van uitsluitend de stukken in de eerste aanleg en de daarin betrokken stellingen. Van die stukken heeft het hof kennis genomen.
3. Het hof neemt de overwegingen van de rechtbank over en maakt het deze tot de zijne. Derhalve zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering.
4. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal Hof van Heden worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door de Gemeente en Vestia betaalde griffiegeld van (voor ieder) € 711,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2015;
- veroordeelt Hof van Heden in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Gemeente begroot op € 711,- voor griffiegeld en aan de zijde van Vestia begroot op € 711,- voor griffiegeld.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.Y. Bonneur, M.E. Honée en J.J. van der Helm; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 in aanwezigheid van de griffier.